Wozzol

Controleer altijd of een woordenlijst correct is voordat je hem gaat leren.

  • Oudgrieks Nederlands
  • καθίσταμαι / aor. κατέστην = worden / geraken in
  • τὸ ἔργον = werk / daad
  • τίνομαι = doen boeten / zich wreken op / straffen
  • ἡ στολή = kleding(stuk)
  • ὅσπερ = precies die / dat (betrekk.) / (met ingesloten antecendent) wie / wat
  • εἰς Ἅιδου = naar het huis van Hades (Onderwereld)
  • γιγνώσκω / fut. γνώσομαι aor. ἔγνων = inzien / leren kennen