Pools : Nederlands ojciec = vader (de), vaders urodziny = verjaardag (de), verjaardagen zakochany = verliefd zakochać się = verliefd worden czuć = voelen pełny = vol przede wszystkim = vooral ostatni = vorig przyjaciel = vriend (de), vrienden przyjaciółka = vriendin (de), vriendinnen piątek = vrijdag kobieta, żona = vrouw (de), vrouwen spacerować = wandelen dobrze = wel praca = werkt (het) pracować = werken zima = winter (de) środa = woensdag sobota = zaterdag chory = ziek szpital = ziekenhuis (het), ziekenhuizen lato = zomer (de) niedziela = zondag syn = zoon (de), zoons siostra = zus (de), zussen szwagier = zwager (de), zwagers