- Spaans Nederlands
- América del Norte = Noord-Amerika
- si = als
- el metro = de metro
- el lío = het gedoe
- parecer = lijken
- el hormiguero = de mierenhoop
- la Ciudad de México = Mexico-Stad
- el campo = het land / het platteland
- el campesino = de boer
- la campesina = de boerin
- la tortilla = de tortilla / het maispannenkoekje
- la escuela = de school
- quiché = het quiché
- maya = Maya-
- el Caribe = het Caraïbisch gebied
- la parte = het deel
- Haití = Haïti
- el merengue = de merengue
- el habitante = de inwoner
- africano = Afrikaans
- europeo = Europees
- ser de origen (europeo) = van (Europese) afkomst zijn
- los países andinos = de Andeslanden
- Perú = Peru
- la leyenda = de legende
- el quechua = het Quechua
- el inca = de Inca
- la cordillera = de bergketen
- los Andes = de Andes
- el Cono Sur = zuidelijk deel van Zuid-Amerika
- Italia = Italië
- Polonia = Polen
- acá = hier
- Argentina = Argentinië
- en todos lados = Overal
-
por todos lados / en todos lados
Overal
- por todos lados = Overal
-
por todos lados / en todos lados
Overal
- diciembre = december
- la Patagonia = Patagonië
- la mitad = de helft
- el argentino = de Argentijn
- la argentina = de Argentijnse