Wozzol

Controleer altijd of een woordenlijst correct is voordat je hem gaat leren.

  • Spaans Nederlands
  • al lado de = naast
  • alumno, el = leerling
  • ayuntamiento, el = stadhuis
  • casi = bijna, haast
  • descansar = uitrusten
  • detrás de = achter
  • enviar = sturen, zenden
  • llegar = aankomen
  • mejor = beter
  • parar = stoppen, ophouden
  • silla, la = stoel
  • sobre = over, boven, op
  • traer = brengen (naar de spreker toe)
  • tranvía, el = tram
  • travieso = stout
  • vecino, el = buurman