Wozzol

Controleer altijd of een woordenlijst correct is voordat je hem gaat leren.

  • Spaans Nederlands
  • el mar = de zee
  • la estrella = de ster
  • un reptil = een reptiel
  • el aire acondicionado = de airconditioning
  • el frigorífico = de koelkast
  • el cuarto de baño = de badkamer
  • una habitación doble = een tweepersoonskamer
  • el teléfono = de telefoon
  • el (número de) teléfono = het telefoonnummer
  • el móvil = de mobiele telefoon
  • el edificio = het gebouw
  • el edificio de apartamentos = het appartementencomplex
  • el más bonito / la más bonita = de mooiste
  • la fotocopia = de fotokopie
  • la iglesia = de kerk
  • el socorrista = de eerstehulpverlener
  • la abadía = de abdij
  • la cama de matrimonio = het tweepersoonsbed
  • la calefacción central = de centrale verwarming
  • la salida = het vertrek / de uitgang
  • el minibar = de minibar
  • el puerto = de haven
  • el canal = de gracht
  • los campos de bulbos = de bloembollenvelden
  • un molino (de viento) = de (wind)molen
  • la fábrica de zuecos = de klompenmakerij
  • un museo al aire libre = een openluchtmuseum
  • me gustaría = ik zou graag willen
  • dar a = uitzien op
  • La habitacion da a… = De kamer ziet uit op…
  • Las habitaciones dan a… = De kamers zien uit op ..
  • el parque de bungalows = het bungalowpark
  • el servicio de habitaciones = de roomservice
  • el ayuntamiento = het stadhuis
  • los puntos de interés = de bezienswaardigheden
  • una ciudad = een stad
  • el paseo marítimo = de boulevard (aan zee)
  • el parque zoológico = de dierentuin
  • la cassette de vídeo = de videocassette
  • el folleto = de folder
  • la moto = de motor
  • el bañero = de badmeester
  • medio = half
  • en régimen de media pensión = met half pension
  • sólo = slechts/ aleen maar
  • todo, todo eso = alles, dat alles
  • atractivo = aantrekkelijk
  • histórico(s) - histórica(s) = historisch(e)
  • ¿De parte de quién? = Wie heb ik aan de lijn?
  • famoso(s) - famosa(s) = beroemd(e)
  • holandés / holandesa = Nederlands(e)
  • tropical = tropisch
  • subtropical = subtropisch
  • malo(s) - mal (s) = slecht
  • turístico(s) - turística(s) = toeristisch
  • el centro de atracciones marítimas = het maritieme attractiecentrum
  • hacer uso de = gebruik maken van
  • ¿Qué hora es? = hoe laat is het?
  • mañana = morgen
  • parecer = lijken
  • Me parece atractivo. = Het lijkt me aantrekkelijk