Wozzol

Controleer altijd of een woordenlijst correct is voordat je hem gaat leren.

  • Spaans Nederlands
  • tener un retraso de... horas = ... uur vertraging hebben
  • embarcar/ir a bordo = aan boord gaan
  • llegar a… = aankomen in…/bij…/op…
  • hora de llegada, la = aankomsttijd, de
  • empezar = beginnen
  • comenzar = starten
  • artículos libres de impuestos, los = belastingvrije artikelen, de
  • ayudar a los pasajeros especiales = bijzondere passagiers helpen, de
  • dentro de unos minutos = binnen enkele minuten / over enkele minuten
  • clase de negocios, la = businessclass, de
  • tripulación de cabina, la = cabinepersoneel, het
  • controlar = controleren
  • comprobar = checken
  • allí = daar
  • mantas, las = dekens, de
  • puerta, la = deur, de
  • bebida, la = drankje, het
  • duración del vuelo es de...horas y...minutos, la = duur van de vlucht is...uur en...minuten, de
  • comandante, el/la = gezagvoerder, de
  • ayudar a guardar el equipaje de mano = helpen met het opbergen van de handbagage
  • parte posterior, la = het achterste gedeelte
  • parte delantera, la = het voorste gedeelte
  • ¿A qué hora? = Hoe laat?
  • facturar = inchecken
  • tarjeta de embarque, la = boarding pass, de
  • hora de embarque, la = boardingtijd, de
  • comprar = kopen
  • periódico, el = krant, de
  • almohada, la = kussentje, het
  • llegar con retraso = later aankomen (met vertraging)
  • salir con retraso = later vertrekken (met vertraging)
  • comida, la = maaltijd, de
  • todavía = nog
  • a eso de las... = ongeveer om...uur
  • auriculares, los = oortjes/koptelefoon, de
  • llegar a la hora prevista = op (de geplande) tijd aankomen
  • a tiempo = op tijd
  • abrir = openen
  • demás pasajeros, los = overige passagiers, de
  • hacer transbordo/transbordar al vuelo… = overstappen naar vlucht…
  • recibir a los pasajeros = passagiers ontvangen, de
  • de cabina, el jefe/la jefa = purser, de
  • servir = serveren
  • cerrar = sluiten
  • indicar el asiento = stoel/zitplaats wijzen, de
  • tarea, la = taak, de
  • revista, la = tijdschrift, het
  • escala, la = tussenlanding, de
  • hacer escala en... = tussenstop maken in..., een
  • repartir = uitdelen
  • realizar la demostración de seguridad = veiligheidsdemonstratie uitvoeren, de
  • ser responsable de... = verantwoordelijk zijn voor...
  • responsable, el/la = verantwoordelijke, de
  • venta, la = verkoop, de
  • vender = verkopen
  • retraso, el = vertraging, de
  • hora de salida, la = vertrektijd, de
  • vuelo con destino a…, el = vlucht met bestemming..., de
  • esperar a unos pasajeros = wachten op een paar passagiers
  • no tenemos retraso = we hebben geen vertraging
  • salimos a tiempo = we vertrekken op tijd