Spaans : Nederlands
siguiente = volgende
la palabra = het woord
cero = nul
la comida = het eten
la colección = de verzameling
cincuenta = vijftig
el cine = de bioscoop
el quilo = de kilo
cinco = vijf
la cuenta = de rekening
cantar = zingen
el zumo = het sap
el zoo = de dierentuin
como = zoals
la casa = het huis
haz = doe
hacer (g) = doen
lo mismo = hetzelfde
este / esta / estos / estas = dit / deze
el gimnasio = de sportschool
jugar (ue) = spelen
la guerra = de oorlog
el gusto = de smaak
el gas = het gas / de benzine
el jamón = de ham
el jefe = de chef / de baas
la jefa = de cheffin / de bazin
bilingüe = tweetalig
el gol = de goal
la guitarra = de gitaar
general = algemeen
joven = jong
el pingüino = de pinguïn
el gato = de kater
la gata = de poes