Spaans : Nederlands
el nivel de vida = de levensstandaard
el estudio = de studie / het onderzoek
realizado = uitgevoerd / gerealiseerd
el consumidor = de consument
el usuario = de gebruiker
la Comunidad Autónoma = de autonome deelstaat (soort regio verdeeld in provincies)
valorar = waarderen / beoordelen
el pamplonense = de persoon uit Pamplona
satisfecho = tevreden
la asistencia sanitaria = de gezondheidszorg
la educación = het onderwijs / de opleiding
el medio ambiente = het milieu
la seguridad = de veiligheid / de zekerheid
el transporte = het vervoer
la valoración = de beoordeling / de waardering
la vivienda = het huishouden
ciudadano = van de burger(s)
el comercio = de handel
la movilidad = de mobiliteit / het vervoer
el paisaje = het landschap
urbano = stedelijk
laboral = arbeids- / werk-
el ocio = de vrije tijd
la administración = het beheer / de overheid
la gestión = het bestuur
el criterio = het criterium