Spaans : Nederlands antes que anochezca = voordat het donker wordt el episodio = het voorval / de gebeurtenis insoportable = onverdraaglijk sencillamente = eenvoudigweg imposible = onmogelijk el deseo = het verlangen irse = weggaan / verlaten alzarse = in opstand komen unirse = zich verenigen el rebelde / la rebelde = de rebel la solución = de oplossing la batalla = de strijd / het gevecht perder la vida = om het leven komen la proposición = het voorstel el alzamiento = de opstand evidentemente = overduidelijk dispuesto = bereid el rumbo = de koers con júbilo = met gejuich el soldado / la soldado = de soldaat compuesto = samengesteld el centavo = de cent el panqué = de pannenkoek regresar = terugkeren la fuerza = de kracht el hito = de mijlpaal estratégico = strategisch producirse = zich voordoen el enfrentamiento = de confrontatie los independentistas = de voorstanders van onafhankelijkheid asumir = op zich nemen / aannemen liderado por = geleid door internarse = doordringen derrotar = verslaan ordenar = bevel geven el bloqueo = de blokkade / het embargo autorizar = toestaan la emigración = de emigratie los Estados Unidos = de Verenigde Staten la URSS = de USSR poner fin a = een einde maken aan la alianza = de alliantie / het verbond renunciar = afstand doen la presidencia = het presidentschap reestablecer = herstellen diplomático = diplomatiek