- Spaans Nederlands
- la revista = het tijdschrift
- conoces = je kent
- el niño = de jongen
- la niña = het meisje
- la mañana = de morgen
- mañana = morgen
- pequeño = klein
- viene de = hij komt uit
- existe = hij bestaat
- el vídeo = de video
- el videoblog = het videoblog
- presentarse = zich voorstellen
- la habitación = de kamer
- diga = hallo, zegt u het maar
- ¿quién es? = wie is het?
- cinco = vijf
- lo siento = het spijt me
- aquí = hier
- quiero = ik wil
- la peña = de vriendengroep
- la familia = de familie
- ese = die / dat
- esos = die
- la edad = de leeftijd
- tan = zo
- difícil = moeilijk
- bueno = nou / goed
- el pez = de vis
- ¡qué suerte! = wat een geluk!