Spaans : Nederlands la adolescencia = de puberteit ocurrir = gebeuren el protector = de beschermer el modelo = het voorbeeld / het model la identidad = de identiteit la emoción = de emotie curioso = nieuwsgierig impaciente = ongeduldig inmediato = onmiddellijk el respeto = het respect vergonzoso = verlegen idealista = idealistisch profundo = diepgaand la búsqueda = de zoektocht dejar de = stoppen met empezar a = beginnen met la opinión = de mening estar de acuerdo con = het eens zijn met