Spaans : Nederlands el porcentaje = het percentage el bebé = de baby el riñón = de nier el músculo = de spier el hígado = de lever el hueso = het bot la base = de basis transportar = vervoeren la digestión = de spijsvertering gastar = verbruiken la botella = de fles el grifo = de kraan saludable = goed voor de gezondheid embotellado = in een fles el sabor = de smaak el maíz = de maïs el bistec = de biefstuk la naranja = de sinaasappel el cerdo = het varken el té = de thee la carne = het vlees concentrar = concentreren relacionado con = verband houdend met la disponibilidad = de beschikbaarheid resultar = blijken problemático = problematisch el gobierno = de regering estimar = schatten