Spaans : Nederlands la imagen = de afbeelding la vivienda = de woning ecológico = ecologisch posible = mogelijk el avance = de vooruitgang científico = wetenschappelijk el sistema = het systeem la construcción = de bouw posibilitar = mogelijk maken la existencia = het bestaan cualquier = elke willekeurige el mundo = de wereld el elemento = het element importante = belangrijk el uso = het gebruik el material = het materiaal natural = natuurlijk evitar = vermijden contaminante = vervuilend el plástico = het plastic el mobiliario = het meubilair la decoración = de inrichting la pintura = de verf el ahorro = de besparing energético = energie- deber = moeten generar = opwekken la energía = de energie menor = minder / het minst la luz = het licht el electrodoméstico = het huishoudelijke apparaat el bajo consumo = het lage verbruik el consumo = het verbruik la orientación = de oriëntatie solar = zonne- ahorrar = besparen la iluminación = de verlichting la calefacción = de verwarming el depósito = het reservoir la lluvia = de regen la reutilización = het hergebruik el riego = de irrigatie aislado = geïsoleerd doble = dubbel el cristal = het glas cerrado = gesloten consumir = verbruiken el invierno = de winter el aire acondicionado = de airconditioning el verano = de zomer