Spaans : Nederlands
la calidad = de kwaliteit
el máximo = het maximum
la línea = de regel
tolerante = tolerant
el semejante = de medemens
la comprensión = het begrip
mutuo = wederzijds
universal = universeel
resolver = oplossen
el conflicto = het conflict
dominar = beheersen
extranjero = buitanlands
ampliar horizontes = zijn horizon verbreden
ampliar = verbreden
el horizonte = de horizon
el debate = het debat
divertirse = zich vermaken
obligatorio = verplicht
optativo = naar eigen keuze
la elección = de keuze
cada uno = een ieder
desarrollar = ontwikkelen
el interés = de belangstelling
el tema = het onderwerp
la ayuda = de hulp
cansado = moe
el ministro = de minister
universitario = universitair
la visión = de kijk op
el sistema = het systeem
perder el tiempo = tijd verspillen
perder = verliezen
la publicación = de publicatie
reflejar = weergeven
estimular = stimuleren
la droga = de drug