Wozzol

Controleer altijd of een woordenlijst correct is voordat je hem gaat leren.

  • Spaans Nederlands
  • ofrecer = aanbieden
  • bebé = de baby
  • visita = het bezoek
  • entrar = binnenkomen
  • arriba = boven
  • beber = drinken
  • tener = hebben
  • pequeño = klein
  • café = de koffie
  • qué bueno = leuk
  • fácil = makkelijk
  • mamá = mama
  • ir con = meegaan
  • leche = de melk
  • llevar = nemen
  • tener edad = oud
  • papá = papa
  • muy bien = prima
  • dormir = slapen
  • azúcar = de suiker
  • = de thee
  • agua = het water
  • mismo/a = zelf
  • ver = zien
  • sentarse = zitten