Wozzol

Controleer altijd of een woordenlijst correct is voordat je hem gaat leren.

  • Spaans Nederlands
  • vestir = aantrekken
  • acordado = afgesproken
  • dentro de poco = binnenkort
  • pantalón = de broek
  • marrón = bruin
  • llevar = dragen
  • amarillo/a = geel
  • tener razón = gelijk hebben
  • gris = grijs
  • chaqueta = het jasje
  • vestido = de jurk
  • color = de kleur
  • mucho tiempo = lang
  • después de = na
  • de vestir = net
  • camisa = het overhemd
  • falda = de rok
  • zapatos = de schoenen
  • cosas = de spullen
  • jersey = de trui
  • camiseta = het T-shirt
  • gastar = uitgeven
  • hoy en la tarde = vanmiddag
  • verdad = waar
  • hermana = de zus