Wozzol

Controleer altijd of een woordenlijst correct is voordat je hem gaat leren.

  • Spaans Nederlands
  • moverse = bewegen
  • lesión = de blessure
  • grave = ernstig
  • valer = gelden
  • ayer = gisteren
  • casi = haast
  • esperar = hopen
  • vivir = leven
  • nada = niets
  • cuidar niños = oppassen
  • levantar = optillen
  • parque de juegos = de speeltuin
  • practicar deportes = sporten
  • escuela deportiva = de sportschool
  • entrenar = trainen
  • a más tardar = het uiterlijk
  • de seguro = vast
  • dedo = de vinger
  • por lo pronto = voorlopig
  • fin de semana = het weekend
  • fuerte = zwaar
  • piscina = het zwembad
  • nadar = zwemmen