Wozzol

Controleer altijd of een woordenlijst correct is voordat je hem gaat leren.

  • Spaans Nederlands
  • el tiempo = het weer
  • frío = koud
  • calor = warm
  • caluroso = aangenaam
  • fresco = frisjes
  • temperatura = temperatuur
  • grado Celsius = graden Celsius
  • lluvia = regen
  • nieve = sneeuw
  • granizo = hagel
  • llover = regenen
  • nevar = sneeuwen
  • granizar = hagelen
  • nube = wolk
  • niebla = mist
  • hielo = ijzel / ijs
  • seco = droog
  • tempestad = noodweer
  • tormenta = onweer
  • clima = luchtgesteldheid / klimaat
  • húmedo = vochtig
  • Qué tiempo hace hoy? = Wat voor weer is het vandaag?
  • Hace buen tiempo = Het is goed weer
  • Hace mal tiempo = Het is slecht weer
  • hace frío = het is koud
  • hace calor = het is warm