¿Cuáles son sus síntomas?
Wat zijn uw klachten?
¿Tienes mucho dolor?
Heb je veel pijn?
¿Qué te duele?
wat doet het pijn?
Me encuentro bien. gracias
Ik voel me goed. Dank je
Él es tan saludable como un pez
Hij is zo gezond als een vis
Me he resfriado
Ik ben verkouden
Me dan náuseas
Ik ben misselijk
Tengo ganas de vomitar
Ik heb drang om te braken
Estoy mareado
Ik ben duizelig
Tengo fiebre
Ik heb koorts
Tengo dolor de cabeza
Ik heb hoofdpijn
Que pasará
Dat gaat wel weer over
No es nada grave
Het is niets ernstigs
Vamos a tener que operarlo
We zullen moeten opereren