Wozzol

Controleer altijd of een woordenlijst correct is voordat je hem gaat leren.

  • Spaans Nederlands
  • imagen = uiterlijk
  • ¿Cuidas tu imagen?

    Verzorg jij je uiterlijk?

  • afeitarse = zich scheren
  • como mínimo = ten minste
  • al menos / como mínimo

    ten minste

  • crema = crème
  • ¿cuánto tiempo? = hoelang?
  • cuidar = verzorgen
  • cuidarse = zich verzorgen
  • escaparate = etalage
  • espejo = spiegel
  • hora = uur
  • imagen = beeld / uiterlijk
  • maquillarse = zich opmaken
  • menos de = minder dan
  • minuto = minuut
  • mirarse = zich bekijken
  • necesitar = nodig hebben
  • ocasión = gelegenheid
  • odiar = haten
  • peluquería = kapsalon
  • piel = huid / leder
  • planchar = strijken
  • ponerse perfume = parfum opdoen
  • solo = alleen
  • todos los días = iedere dag / dagelijks
  • una vez al mes = eens per maand
  • varios = verschillende
  • a veces = soms
  • vestirse = zich aankleden
  • test = test
  • aspecto = uiterlijk
  • desastre = ramp
  • mayoría = meerderheid
  • número = nummer / aantal
  • presumido = ijdel
  • resultado = resultaat
  • Animales = dieren
  • abeja = bij
  • abril = april
  • animal = dier
  • bambú = bamboe
  • comilón / comilona = vreetzak
  • comunidad = gemeenschap
  • correr = rennen
  • diferente = verschillend
  • dormilón / dormilona = slaapkop
  • dormir = slapen
  • durante = tijdens
  • estructurado = gestructureerd
  • fuerte = sterk
  • guepardo = jachtluipaard
  • hormiga = mier
  • lavarse = zich wassen
  • levantar = optillen
  • limpio = schoon
  • octubre = oktober
  • organizado = goed georganiseerd
  • oso panda = pandabeer
  • peso = gewicht
  • propio = eigen
  • rápido = snel
  • realizar = tot stand brengen
  • tortuga = schildpad
  • velocidad = snelheid
  • volumen = omvang
  • Un día normal = Een normale dag
  • acostarse = naar bed gaan
  • levantarse = opstaan
  • Todos los días = elke dag
  • domingo = zondag
  • lunes = maandag
  • martes = dinsdag
  • a menudo = vaak
  • miércoles = woensdag
  • sábado = zaterdag
  • yoga = yoga
  • antes de = voor
  • despertarse = wakker worden
  • ducharse = douchen
  • llegar = aankomen
  • luego = later
  • al mediodía = 's middags
  • pedir = bestellen / verzoeken
  • por la mañana = 's ochtends
  • pronto = vroeg
  • servir = bedienen
  • tarde = middag
  • universidad = universiteit
  • Horarios de trabajo = werktijden
  • horario de trabajo / Horarios de trabajo

    werktijden

  • acabar = stoppen
  • bajar = naar beneden gaan
  • biblioteca = bibliotheek
  • cuando = wanneer / als
  • dar = geven
  • dar un paseo = een wandeling maken
  • depender de = afhangen van
  • desayunar = ontbijten
  • descanso = rust
  • de día = overdag
  • facultad = faculteit
  • en general = in het algemeen
  • horario de trabajo = werktijden
  • horario de trabajo / Horarios de trabajo

    werktijden

  • de noche = 's nachts
  • parar = stoppen / ophouden
  • pintora = schilderes
  • por suerte = gelukkig
  • taxista = taxichauffeur
  • terminar = ophouden
  • turno = dienst
  • un rato = een poosje
  • único = enige
  • volver = teruggaan
  • baño = badkamer
  • cama = bed
  • hacer la cama = het bed opmaken
  • lavarse los dientes = de tanden poetsen
  • Premios = prijzen
  • intelectual = intellectueel
  • juerguista = feestnummer
  • premio = prijs
  • sano = gezond
  • trabajador = ijverig
  • vago = lui
  • siesta = middagdutje
  • entregar = uitreiken / overhandigen
  • Estadísticas = statistieken
  • artístico = artistiek
  • asistir = bijwonen / deelnemen aan
  • conferencia = conferentie
  • consumo = verbruik
  • estudio = studie
  • exposición = tentoonstelling
  • hacer una consulta = iets opzoeken
  • histórico = historisch
  • al menos = ten minste
  • al menos / como mínimo

    ten minste

  • mesa redonda = podiumdiscussie / rondetafeldiscussie
  • monumento = monument
  • música moderna = moderne muziek
  • ópera = opera
  • zarzuela = Spaanse operette
  • Cuando me levanto = Wanneer ik opsta
  • recordar = herinneren
  • amar = liefhebben
  • así = zo
  • borrar = wissen
  • cabeza = hoofd
  • cafetera = koffiezetapparaat
  • cansarse = moe worden
  • contra = tegen
  • contra / a cambio de

    tegen

  • controlar = controleren
  • dar vueltas = ronddraaien
  • dentro de = in
  • difícil = moeilijk
  • entrar ganas de = zin krijgen in
  • eternidad = eeuwigheid
  • grillo = krekel
  • marino = zee-
  • mientras = terwijl
  • nada = niets
  • no me digas nada = zeg me niets
  • quemarse = verbranden
  • simplemente = simpelweg
  • solo = alleen
  • tan difícil = zo moeilijk
  • tanto = zo veel
  • ventana = raam
  • vuelta = rondje
  • segundo = seconde