¿Cómo tomas el café?
Hoe drink jij je koffie?
¿Dónde comes hoy?
Waar lunch je vandaag?
¿Qué le debo?
wat ben ik u verschuldigd?
¿Qué le pongo?
wat mag het zijn?
pollo asado
gebraden kip
Es bastante caliente
Het is behoorlijk warm
cambiar de ropa
veranderen van kleding
cocido
eenpansgerecht / gekookt
deber algo a alguien.
Iemand iets verschuldigd zijn.
justo delante de nosotros marchaba un tractor
vlak voor ons reed een tractor
la comida / el almuerzo
middageten
el bocata / el bocadillo
belegd broodje
el bocata / el bocadillo
belegd broodje
enseguida / ahora mismo
meteen
plátano frito
gebakken banaan
la comida / el almuerzo
middageten
introducir / proponer
voorstellen