Wozzol

Controleer altijd of een woordenlijst correct is voordat je hem gaat leren.

  • Spaans Nederlands
  • ya que = aangezien
  • ya que / pro cuanto que

    aangezien

  • universitario = universitair
  • únicamente = enkel / alleen
  • tranquilo = rustig
  • todo recto = steeds rechtdoor
  • suficiente = genoeg / toereikend
  • situado = gelegen
  • ruidoso = lawaairig
  • rodeado = omgeven
  • reunirse = samenkomen
  • respirar = ademen
  • recto = recht
  • puertorriqueño = Porto Ricaans
  • porteño = uit Buenos Aires
  • por aquí = hier in de buurt
  • pintoresco = pittoresk
  • perpendicular = loodrecht
  • permitir = toestaan
  • paralelo = parallel
  • ordenado = geordend
  • oír = horen
  • necesario = noodzakelijk
  • moderno = modern
  • medieval = middeleeuws
  • lujoso = luxueus
  • lleno = vol
  • llenarse = volstromen
  • llamado = zogeheten
  • la zona residencial = het woongebied
  • la zona peatonal = het voetgangersgebied
  • la zona verde = de groenvoorziening
  • la vegetación = de begroeiing
  • la vecina = de buurvrouw
  • la tetería = het theehuis
  • la quesadilla = taco met gesmolten kaas
  • la planta = het etage / de verdieping
  • la planta

    de plant / het etage / de verdieping

  • la planta = de plant
  • la planta

    de plant / het etage / de verdieping

  • la placita = het pleintje
  • la piscina = het zwembad
  • La pared = de muur; de wand
  • la parada de autobús = de bushalte
  • la oferta = de aanbod
  • la muralla = de stadsmuur
  • la manzana = de appel
  • la jubilada = de gepensioneerde vrouw
  • la isla = het eiland
  • la ingeniera = de ingenieur
  • el ingeniero / la ingeniera

    de ingenieur

  • la heladería = het ijssalon
  • la guayabera = het tropenhemd
  • la galería de arte = de kunstgalerie / de kunstgalerij
  • la farmacia = de apotheek
  • la extranjera = de buitenlandse
  • la enchilada = de enchilada
  • la empresaria = de onderneemster
  • la dirección = het adres / de richting
  • la diferencia = de onderscheid / het verschil
  • la contaminación = de vervuiling
  • la comodidad = de voorziening
  • la clase = de klasse
  • la carta = de kaart / de speelkaart
  • la carnicería = de slagerij
  • la burguesía = de bourgeoisie
  • la bicicleta = de fiets
  • la basura = het afval / de vuilnis
  • la avenida = de avenue / de laan
  • la altura = de hoogte
  • justo = precies
  • justo / en punto

    precies

  • jugar a las cartas = kaarten
  • interior = binnen
  • inmortalizado = onsterfelijk gemaakt
  • infinitamente = oneindig
  • inconfundible = onmiskenbaar
  • fuera = buiten / erbuiten
  • formar = vormen
  • extenderse = zich uitstrekken / zich uitbreiden
  • exclusivo = exclusief
  • estrecho = smal
  • estar presente = aanwezig zijn
  • estar limitado = begrensd worden
  • estar fumando = aan het roken zijn
  • estar bien / mal comunicado = goede verbindingen hebben
  • especialmente = in het bijzonder
  • enorme = reusachtig
  • en total = in totaal
  • en las afueras = in de buitenwijken
  • en la actualidad = tegenwoordig
  • empinado = steil
  • el vecino = de buurman
  • el uso = het gebruik
  • el tráfico = het verkeer
  • el teléfono público = de telefooncel
  • el sol = de zon
  • el servicio = de dienst
  • el ruido = het lawaai
  • el publicista = de publicist
  • primo = neef
  • el presente = het heden
  • el polideportivo = het sportcomplex
  • el poder = de macht
  • el plan = het plan / het ontwerp
  • el plan urbanístico = het stedenbouwkundig ontwerp
  • el piso = de woning het appartement
  • el pescador = de visser
  • el patio = de binnentuin / het patio
  • el pasaje = de passage
  • el pasado = het verleden
  • el párking = de parkeergarage / de parking
  • el palacete = het paleisje / de villa
  • el país de origen = het land van herkomst
  • el norte = het noorden
  • el mural = de muurschildering
  • el marinero = de zeeman
  • el límite = de grens
  • el lado = de kant / het zijde
  • el jubilado = de gepensioneerde
  • el jardín = de tuin
  • el ingeniero = de ingenieur
  • el ingeniero / la ingeniera

    de ingenieur

  • el hospital = het ziekenhuis
  • el gusto = de smaak
  • el extranjero = de buitenlander
  • el este = het oosten
  • el espíritu = de geest
  • el espacio = de ruimte
  • el encanto = de charme
  • el empresario = de ondernemer
  • el edificio = het gebouw
  • el dominó = de domino
  • el dato = het gegeven
  • el corazón = het hart
  • el contenedor de basura = de afvalcontainer
  • el cigarro habano = de havannasigaar
  • el centro = het centrum
  • el centro social = het gemeenschapscentrum
  • el centro comercial = het winkelcentrum
  • el cementerio = de begraafplaats
  • el carnaval = het carnaval
  • el cajero automático = de geldautomaat
  • el bosque = het bos
  • el árbol = de boom
  • el ambiente = de sfeer
  • el alquiler = de huur
  • el acceso = de toegang
  • edificado = bebouwd
  • distinto = verschillend / anders
  • dinámico = dynamisch
  • delicioso = heerlijk
  • curioso = curieus
  • cubierto = bedekt
  • cuadrado = vierkant
  • criollo = creools
  • crear = creëren
  • conversar = praten
  • contrastar = contrasteren
  • construido = gebouwd
  • charlar = kletsen
  • céntrico = centraal gelegen
  • captar = opvangen / oppikken
  • burgués = burgerlijk
  • bohemio = bohémien
  • básico = basis-
  • barcelonés / barcelonesa = Barcelonees
  • así que = zodat
  • árabe = Arabisch
  • antiguo = oud
  • antiguamente = vroeger / ééns
  • animadamente = levendig
  • ancho = breed
  • al lado de = naast
  • agrupado = gegroepeerd
  • adaptado = aangepast
  • a ver = eens kijken
  • a pie = te voet
  • a la izquierda = naar links
  • a la derecha = naar rechts