Wozzol

Controleer altijd of een woordenlijst correct is voordat je hem gaat leren.

  • Spaans Nederlands
  • libre = vrij
  • así = zo / aldus
  • además = bovendien
  • algo = iets
  • conmigo = met mij
  • consigo = met zich
  • nieve = sneeuw
  • blanca nieve = witte sneeuw
  • redonda luna = ronde maan
  • cera = was
  • blanda cera = zachte was
  • mula = muilezel
  • parda mula = grauwe muilezel
  • diario = krant
  • una carta certificada = een aangetekende brief
  • certificado = aangetekend
  • color verde = groene kleur
  • asegurar = verzekeren
  • mirar = kijken
  • acudir = komen aanlopen / gaan naar
  • acudir

    toesnellen / komen aanlopen / gaan naar

  • escribir = schrijven
  • partir para = vertrekken naar
  • recibir = ontvangen
  • camarero = ober
  • acudir = toesnellen
  • acudir

    toesnellen / komen aanlopen / gaan naar

  • unidad = hoofdstuk
  • mundo del español = wereld van het Spaans
  • español = Spaans
  • playas = stranden
  • ruinas = ruines
  • museo = museum
  • paella = paella
  • Los Andes = het Andes gebergte
  • palabras internacionales = internationale woorden
  • palabra = woord
  • fuego = vuur
  • en = in / op
  • Hotel Central = Hotel Centraal
  • turistas = toeristen
  • Camino de Santiago = Pelgrimsweg Santiago del Compostela
  • globalización = globalisering
  • de = van
  • economía = economie
  • tema de debate = gespreksthema
  • más = meer
  • campos de golf = golfbanen
  • Andalucía = Andalusië
  • exposición = tentoonstelling
  • Goya = Spaanse hofschilder
  • el Museo del Prado = Prado museum
  • nuevo = nieuw
  • hospital = ziekenhuis
  • ciudad = stad
  • bibliotheca = bibliotheek
  • virtual = virtueel
  • para = voor
  • universidades = universiteiten
  • Argentinia = Argentinië
  • congreso = congres
  • medicina = geneeskunde
  • campeón = kampioen
  • liga de fútbol = voetbalcompetitie
  • música clásica = klassieke muziek
  • tarifes especiales = speciale tarieven
  • interesante = interessant
  • perspectivas = vooruitzichten
  • industria del turismo = toeristische sector
  • escándalo = schandaal
  • discoteca = discotheek
  • Qué? = Wat?
  • ¿Qué?

    Wat?

  • significar = betekenen
  • el camino = de weg
  • = ja
  • no lo se = ik weet het niet
  • saber = weten