Vas a pagar al taxista y quieres saber el precio: ¿Cuánto es?
Je gaat de taxichauffeur betalen en wilt waten wat de prijs is: Hoeveel is het?
En vez de: ¿Cuánto es?, también puedes decir: ¿Cuánto le debo?
In plaats van: Hoeveel is het?, kun je ook zeggen: Hoeveel ben ik u verschuldigd?
El taxista te dice cuanto cuesta: Son veinte euros sesenta.
De taxichaffeur vertelt je hoeveel het kost: Dat is twintig euro zestig.
Estás en una librería. Ves un libro interesante, pero no tiene precio: ¿Cuánto cuesta el libro?
Je bent in een boekenwinkel. Je ziet een interessant boek, maar zonder prijs: Hoeveel kost het boek?
Vas de viaje a México. Necesitas dos maletas, pero no tienen precio: ¿Cúanto cuestan las maletas?
Je gaat naar Mexico. Je hebt twee koffers nodig, maar ziet geen prijs: Hoeveel kosten de koffers?
Una amiga quiere cenar contigo en la ciudad. Tú dices que no puedes ir, porque tienes poco dinero.
Een vriendin wil met je eten in de stad. Je zegt dat je niet kunt, want je hebt weinig geld.
En español usamos el plural: 1 euro, 2 euros.
In het Spaans gebruiken we het meervoud: 1 euro, 2 euro.
deber algo a alguien.
Iemand iets verschuldigd zijn.
Quédate con la vuelta.
Houd het wisselgeld maar.
¿Quiere el recibo?
Wilt u het bonnetje?
El cinema más caro en México cuesta ciento cincuenta pesos. Son más o menos 8 euros.
De duurste bioscoop in Mexico kost honderdvijftig pesos. Dat is ongeveer 8 euro.