¡encantado!
aangenaam!
por favor
alstublieft als je iets vraagt
aquí tiene
alstublieft als je iets geeft
aquí tienes
alsjeblieft als je iets geeft
¡adiós!
dag!
¡hasta mañana!
tot morgen!
el sobrino / el primo
de neef
enamorado
verliefd op
justo delante de nosotros marchaba un tractor
vlak voor ons reed een tractor
comer / cenar
eten
la manzana es agria
de appel is zuur
el pan fresco
het verse brood
el tomate es rojo
de tomaat is rood
¿algo más?
anders nog iets?
¿cuánto es?
hoeveel is het?
¿quién?
wie?
¿qué?
wat?
¿cuánto?
hoeveel?
¿cuáles?
welke?
¿cuándo?
wanneer?