Wozzol

Controleer altijd of een woordenlijst correct is voordat je hem gaat leren.

  • Spaans Nederlands
  • el padre = de vader
  • la madre = de moeder
  • los padres = de ouders
  • el hermano = de broer
  • la hermana = de zus
  • los hermanos = de broers en zussen
  • la hermanastra = de halfzus
  • el hermanastro = de halfbroer
  • el abuelo = de opa
  • la abuela = de oma
  • los abuelos = de grootouders
  • la tía = de tante
  • el tío = de oom
  • los tíos = de oom(s) en tante(s)
  • la prima = het nichtje / de nicht
  • el primo = het neefje / de neef
  • los primos = de neefjes en nichtjes
  • el hijo = de zoon
  • la hija = de dochter
  • el profesor = de leraar
  • la profesora = de lerares
  • enfermo = ziek
  • la tarde = de middag
  • libre = vrij
  • el compañero / de clase = de klasgenoot
  • buenas tardes = goedemiddag
  • la habitación = de kamer
  • escuchar = luisteren (naar)
  • la música = de muziek
  • vale = oké
  • siempre = altijd
  • a veces = soms
  • aburrido = vervelend / saai
  • anticuado = ouderwets
  • simpático = aardig / sympathiek