Wozzol

Controleer altijd of een woordenlijst correct is voordat je hem gaat leren.

  • Spaans Nederlands
  • el pelo = het haar
  • los ojos = de ogen
  • alto = lang
  • largo / alto

    lang

  • bajo = kort / klein
  • feo = lelijk
  • bonito = mooi
  • lindo / bonito

    mooi

  • guapo = knap / mooi
  • rubio = blond
  • moreno = donker
  • castaño = bruin
  • largo = lang
  • largo / alto

    lang

  • corto = kort
  • rizado = gekruld
  • liso = steil
  • las gafas = de bril
  • aburrido = saai
  • divertido = leuk / grappig
  • simpático = aardig
  • alegre = vrolijk
  • amable = vriendelijk
  • demasiado = te veel
  • poco = weinig
  • barato = goedkoop
  • caro = duur
  • las rebajas = de uitverkoop
  • ir a la moda = in de mode zijn
  • el consejo = de tip / het advies
  • el estilo = de stijl
  • la ropa = de kleding
  • la prenda = het kledingstuk
  • la prenda de vestir

    het kledingstuk

  • la marca = het merk
  • los vaqueros = de spijkerbroek
  • el vestido = de jurk
  • las zapatillas = de sneakers
  • elegante = elegant / sierlijk
  • el deporte = de sport
  • el ciclismo = wielrennen
  • jugar (ue) al fútbol = voetballen
  • jugar (ue) al tenis = tennissen
  • montar en bicicleta = Fietsen
  • nadar = zwemmen
  • patinar = schaatsen
  • practicar = beoefenen
  • el equipo = het team
  • el jugador = de speler
  • el partido = de wedstrijd
  • entrenar = trainen
  • descansar = uitrusten
  • la experiencia = de ervaring
  • ganar = winnen
  • ganar

    winnen / verdienen

  • perder (ie) = verliezen
  • saltar = springen
  • el nivel = het niveau
  • ofrecer = aanbieden
  • al mes = per maand
  • a la semana = per week