Turks : Nederlands bu, şu = dat köy = het dorp doğmuş, doğdu = geboren merhaba = hallo ben = ik de/-da (içinde) = in sen = je gelmek = komen ülke = het land okumak = lezen dinlemek = luisteren şimdi = nu yazmak = schrijven konuşmak = spreken şehir = de stad den, -dan = uit kim = wie oturmak = wonen /olmak = zijn