Turks : Nederlands muz = de banaan alışveriş = de boodschappen limon = de citroen yapmak = doen yani = dus (yemek) yemek = het eten hoş, güzel = fijn meyve = het fruit gitmek = gaan sebze = de groente sen = jij tavuk = de kip (satın) almak = kopen nazik, tatlı, şirin = lief pazar = de markt ya da = of de, da = ook hakkında = over konuşmak, sohbet etmek = praten portakal = de sinaasappel market, süpermarket = de supermarkt evde = thuis domates = de tomaat soğan = de ui bugün = vandaag balık = de vis et = het vlees istemek = willen havuç = de wortel