Turks : Nederlands okşamak = aaien geçen = afgelopen ambülans = de ambulance ısırmak = bijten kan = het bloed kanamak = bloeden kırılmak = breken denge = het evenwicht yer = de grond / de vloer kalça = de heup kafa = het hoofd aniden = ineens / plotseling portatif merdiven = het keukentrapje kilometre = de kilometer tırmanmak = klimmen çarpışmak = opbotsen tegen köşe = de punt fren yapmak = remmen koşmak = rennen çağırmak = roepen keskin = scherp korkmak = schrikken saniye = de seconde otoyol = de snelweg durmak = stilstaan taksi = de taxi kaybetmek = verliezen