Wozzol

Controleer altijd of een woordenlijst correct is voordat je hem gaat leren.

  • Duits Nederlands
  • ärgern = irriteren
  • ein- / ausschalten = aan- / uitzetten
  • erschrecken = schrikken
  • fernsehen = televisiekijken
  • fühlen = voelen
  • hassen = haten
  • hoffen = hopen
  • lächeln = glimlachen
  • nerven = op (iemands) zenuwen werken
  • schreien = schreeuwen
  • schützen = beschermen
  • sich aufregen = zich kwaad maken
  • sich fürchten vor (+3) / Angst haben vor (+3) = bang zijn voor
  • sich schämen für = zich schamen voor
  • sich trauen = durven
  • weinen = huilen
  • Werbung machen für = reclame maken voor
  • Diese Sendung nervt mich. = Dit programma werkt op mijn zenuwen.
  • vor dem Fernseher sitzen = voor de tv zitten
  • (un)glücklich = (on)gelukkig
  • nämlich = namelijk
  • nervös = nerveus / zenuwachtig
  • spannend = spannend
  • ständig = voortdurend
  • verzweifelt = wanhopig
  • wütend = woedend
  • im Fernsehen = op televisie
  • jeden Tag = iedere dag
  • ohne mich = zonder mij
  • die Angst / die Furcht = de angst
  • die Fernbedienung = de afstandsbediening
  • die Fernsehsendung = het televisieprogramma
  • die Fernsehsendungen = de televisieprogramma's
  • das Gefühl = het gevoel
  • die Gefühle = de gevoelens
  • die Hoffnung = de hoop
  • die Musiksendung = het muziekprogramma
  • die Musiksendungen = de muziekprogramma's
  • die Spannung = de spanning
  • die Werbung = de reclame
  • die Wiederholung = de herhaling