Wozzol

Controleer altijd of een woordenlijst correct is voordat je hem gaat leren.

  • Duits Nederlands
  • sich beschweren bei = een klacht indienen bij / zijn beklag doen bij
  • die Mängelrüge / die Beschwerde / die Reklamation = de klacht / de klachtenbrief
  • die Gelegenheit geben = De gelegenheid geven/In de gelegenheid stellen
  • der Plasmabildschirm = het plasmascherm / het plasmabeeldscherm
  • das Abo / das Abonnement = het abonnement
  • verlängern = verlengen
  • einen Vertrag abschließen / einen Vertrag eingehen = een contract sluiten / een contract aangaan
  • wegen großen Erfolges / wegen großem Erfolg = wegens groot succes
  • Man versicherte mir / dass … = Er is mij verzekerd dat …
  • jedoch = echter
  • wie folgt = als volgt
  • die Anmeldung = de aanmelding / de inschrijving
  • die Gaststätte / das Restaurant = het restaurant
  • die Kneipe = de kroeg
  • behaupten = beweren
  • Natürlich bin ich mit dieser Entscheidung nicht einverstanden. = Natuurlijk ben ik het niet eens met deze beslissing.
  • inakzeptabel = onacceptabel / onaanvaardbaar
  • seitdem = sindsdien
  • Es würde mich nicht wundern / wenn … = Het zou me niets verbazen als …
  • durchaus nicht = volstrekt niet
  • vom Konto abbuchen = van de rekening afschrijven
  • Wie steht Ihre Firma zu diesem Verhalten? = Hoe staat uw bedrijf tegenover dit gedrag?
  • die Ausschließung / der Ausschluss = de uitsluiting
  • Ich hoffe / dass Sie sich ernsthaft mit meinem Problem auseinandersetzen werden. = Ik hoop dat u serieus werk zult maken van mijn probleem.
  • Ich bin damit nicht einverstanden. = Ik ben het daar niet mee eens.
  • Ich hoffe / dass Sie meine Beschwerde ernst nehmen. = Ik hoop dat u mijn klacht serieus neemt.
  • Ich hoffe auf eine baldige Antwort. = Ik hoop op een spoedig antwoord.
  • Ich schlage vor / dass ... = Ik stel voor dat …
  • Sie behaupten / dass ich … erhalten hätte. = Zij beweren dat ik … ontvangen zou hebben.
  • Ich finde diese ganze Prozedur inakzeptabel. = Ik vind de hele gang van zaken onacceptabel.
  • Ich möchte wissen / wie Sie dazu stehen. = Ik wil graag weten wat u daarvan vindt.
  • eine Lösung vorschlagen = een oplossing voorstellen
  • freundlich / aber entschlossen formulieren = vriendelijk maar duidelijk formuleren
  • eine Bedrohung äußern = een bedreiging uiten
  • die Schimpfwörter = de scheldwoorden
  • mit einem Rechtsanwalt drohen = dreigen een advocaat in de arm te nemen
  • der Brief stammt von … = de brief is afkomstig van …
  • Bei Prüfung der Ware mussten wir erneut feststellen / dass die Lieferung nicht vollständig ist. = Tijdens de controle van de goederen moesten wij opnieuw vaststellen dat de levering niet compleet is.
  • Es fehlen … = Er ontbreken …
  • die Brennessel = de brandnetel
  • das Blatt / die Blätter = het blad / de bladeren
  • Dieses Defizit führt dazu / dass ... = Dit tekort leidt ertoe dat …
  • in Lieferverzug geraten = leververtraging oplopen
  • möglicherweise = mogelijk,mogelijkerwijs
  • häufig auftretend = vaker voorkomend
  • Wir bitten Sie dringend / … = Wij verzoeken u met klem …
  • Andernfalls sehen wir uns gezwungen / die Geschäftsverbindung zu beenden. = Anders zien wij ons genoodzaakt om onze zakelijke relatie te beeïndigen.
  • Bitte setzen Sie sich mit uns in Verbindung / um gegebenenfalls eine Nachlieferung abzusprechen. = Wilt u contact met ons opnemen om een mogelijke nalevering af te spreken?
  • hochachtungsvoll = hoogachtend
  • Wir müssen leider feststellen / dass … = Tot onze spijt moeten wij vaststellen ...
  • Wir verlassen uns darauf / dass ... = Wij vertrouwen erop dat …
  • Wir sind sehr unzufrieden mit der Prozedur. = Wij zijn erg ontevreden over de gang van zaken.
  • Wir sind sehr unzufrieden / zumal … = Wij zijn erg ontevreden / te meer omdat …
  • der Vorgesetzte / die Vorgesetzte = de leidinggevende
  • der Warenausgang = de goederenuitgang
  • vervollständigen = compleet maken
  • unvollständig = incompleet
  • die Packung = het pak / de verpakking
  • das Kopierpapier = het kopieerpapier
  • der Karton = de doos / het karton
  • der Briefumschlag = de envelop
  • rechtzeitig / pünktlich = op tijd
  • Wir bitten Sie dringend / diese Artikel umgehend zu liefern. = Wij verzoeken u met klem om deze artikelen per omgaande te leveren.
  • Es stellt sich heraus / dass … = Het blijkt dat …
  • sich nach einem anderen Lieferanten umsehen = op zoek gaan naar een andere leverancier
  • Wie gehen Sie vor? = Hoe gaat u te werk?
  • die Liebesgeschichte = het liefdesverhaal
  • fett gedruckt = vetgedrukt
  • der Sonnenbrand = de zonnebrand
  • der Sonnenstich = de zonnesteek
  • schwerwiegende Folgen haben = zwaarwegende gevolgen hebben
  • weder noch = noch
  • die Datei = het bestand
  • die Anweisungen = de aanwijzingen
  • das Kabel anschließen = de kabel aansluiten
  • die Lautstärke einstellen = het volume instellen
  • jederzeit = te allen tijde
  • einfügen = invoegen
  • löschen = wissen
  • die Entwicklungshilfe = de ontwikkelingshulp
  • in den nächsten Tagen = hier: een dezer dagen
  • Kontakt aufnehmen mit = contact opnemen met
  • die Botschaft = de ambassade
  • den Finanzplan erstellen = het financieel plan opstellen
  • weiterleiten = doorsturen
  • sich kümmern um = zorgen voor / zich bekommeren om
  • einen Termin festlegen = hier: een deadline vastleggen
  • Die Zeit drängt. = De tijd dringt.
  • Das schaffe ich bis zum Monatsende. = Dat lukt me voor het eind van de maand. Dat krijg ik voor het eind van de maand voor elkaar.
  • buchen = boeken
  • die Kalenderwoche = de kalenderweek
  • Das Interview findet statt. = Het interview heeft plaats. Het interview vindt plaats.
  • den Kontakt pflegen / Kontakt halten = het contact onderhouden
  • abstimmen = afstemmen
  • der Zettel = het briefje
  • erledigen = afhandelen