Wozzol

Controleer altijd of een woordenlijst correct is voordat je hem gaat leren.

  • Duits Nederlands
  • ablenken = afleiden
  • aufwachen = wakker worden
  • die Fahrkarte = het kaartje
  • der Gegenstand = het voorwerp
  • ignorieren = negeren
  • die Schüssel = de schaal
  • schwer = moeilijk
  • sich merken = onthouden
  • verfügen über = beschikken over
  • zart = tenger
  • aufmerksam machen auf = attent maken op
  • die Bedingung / die Voraussetzung = de voorwaarde
  • der Führerschein = het rijbewijs
  • der Lärm = het lawaai
  • laut = volgens
  • das Moped = de bromfiets / de brommer
  • sich ähnlich sehen = op elkaar lijken
  • überlegen = overwegen
  • verzichten auf = afzien van
  • zum Schluss = tot slot
  • der Auftritt = het optreden
  • erforderlich = vereist
  • feiern = vieren
  • das Gepäck = de bagage
  • irgendwer = de een of ander / iemand
  • leihen = lenen
  • das Loch = het gat
  • schiefgehen = misgaan
  • verschwinden = verdwijnen
  • die Abreise = het vertrek
  • falls = als
  • der Fluss = de rivier
  • frieren = het koud hebben
  • das Gewitter = het onweer
  • gruselig = eng
  • die Langeweile = de verveling
  • nervig = irritant
  • der Stau = de file
  • die Verspätung = de vertraging