NL
EN
FR
DE
ES
IT
inloggen
Woordjes leren
Tips
Werkwijze
Starten
Wozzol
Tips
Werkwijze
Over
Gratis en premium
Wozzol voor scholen
Nieuws
Hoe kan Wozzol je helpen?
Start direct!
Woordjes leren
Teksten leren
Plaatjes leren
Standaard woordenlijsten
Uitleg
Instructievideo’s
Veelgestelde vragen
Artikelen
Wil je meer weten over woordjes leren in een vreemde taal. Laat het ons weten
Neem contact op
Woordenlijst
Woordenlijsten
Duits
Malmberg
Taalblokken Duits
A1-A2 Werkboek en Online
TBDU-A1-K5-01 Hören
Controleer altijd of een woordenlijst correct is voordat je hem gaat leren.
Acties
Lijst openen om te leren
Print de lijst als
flashcards
Lijst exporteren als tekstbestand
Start kamelenrace
Duits
Nederlands
sich in der Stadt verabreden
=
elkaar in de stad ontmoeten.
Gut dann gehen wir gleich in die Stadt shoppen?
=
Goed, dan gaan we zo in de stad winkelen?
Und ich gehe in den Plattenladen.
=
En ik ga naar een DVD/CD-winkeltje.
Das ist ein guter Plan.
=
Dat is een goed plan.
Und dann treffen wir uns wieder, um fünf oder so?
=
En dan zien we elkaar weer om 5 uur of zo?
Ja, fünf Uhr ist in Ordnung.
=
Ja, 5 uur is prima.
Sollen wir in ein Café gehen?
=
Zullen we naar een café gaan?
Können wir machen.
=
Kunnen we doen.
Dann bis gleich.
=
Tot zo dan.
Dann bis später.
=
Tot later.
Nach dem Weg fragen.
=
Naar de weg vragen.
Ja, das stimmt.
=
Ja, dat klopt.
hinter
=
achter
vor / für
=
voor
neben
=
naast
zwischen
=
tussen
geradeaus
=
rechtdoor
rechts
=
rechts
links
=
links
um die Ecke
=
om de hoek
am Ende
=
aan het eind
hier
=
hier
dort
=
daar
nicht weit
=
niet ver
im Krankenhaus
=
in het ziekenhuis
die Treppe
=
de trap
der Fahrstuhl
=
de lift
der erste Stock
=
de eerste verdieping
der Keller
=
de kelder
das Schild
=
het bord
oben
=
boven
unten
=
beneden
nehmen
=
nemen
finden
=
vinden
noch einmal
=
nog een keer
auch
=
ook
die Verkehrsmeldung
=
verkeersbericht
die Richtung
=
richting
der Unfall
=
het ongeluk
gesperrt
=
afgesloten
der Stau
=
de file
zurzeit
=
op dit moment
Blitzer
=
flitser
die Baustelle
=
werkterrein (plaats waar wegwerkzaamheden plaatsvinden)
die Umleitung
=
de omleiding
die Fahrbahn
=
de rijstrook
die Ausfahrt
=
de afrit
die Gefahr
=
het gevaar
die Autobahn
=
de autoweg
etwas kaufen und bezahlen
=
iets kopen en betalen
Das möchte ich gerne.
=
Dat wil ik graag.
Bist du schon achtzehn?
=
Ben je al achttien?
Hast du einen Ausweis dabei?
=
Heb je een ID bij je?
Wie viel kostet das?
=
Hoeveel kost dat?
Machen wir 55 Euro.
=
Maken we er 55 euro van.
Ich habe leider nur 50 Euro.
=
Ik heb helaas maar 50 euro.
Die Filme kosten je 5 Euro.
=
De films kosten elk 5 euro.
Willst du eine Tüte dazu?
=
Wil je er een tasje bij?
Gut, vielen Dank.
=
Goed, bedankt.
Viel Spaß damit
=
Veel plezier ermee.
im Kaufhaus
=
in het warenhuis
das Angebot
=
de aanbieding
die Abteilung
=
de afdeling
der Rabatt
=
de korting
die Auswahl
=
de keuze
das Geschenk
=
het cadeau
die Einrichtung
=
de inrichting
brauchen
=
nodig hebben
wünschen
=
wensen
verkaufen
=
verkopen
haben
=
hebben
kaufen
=
kopen
kosten
=
kosten
das Erdgeschoss
=
de begane grond
viel Spaß
=
veel plezier
das Gerät
=
het apparaat
die Freizeit
=
de vrije tijd
der Pullover
=
de trui
offen
=
open
mit
=
met
mein Anrufbeantworter
=
mijn antwoordapparaat
eine neue Nachricht
=
een nieuw bericht
empfangen
=
ontvangen
Kaffee trinken
=
koffiedrinken
zusammen
=
samen
können
=
kunnen
treffen
=
ontmoeten
dringend etwas erzählen
=
dringend iets vertellen
Bescheid sagen
=
op de hoogte brengen
schade
=
jammer
auf jeden Fall
=
in elk geval
etwas mitbringen
=
iets meenemen
vielleicht
=
misschien
sich verabreden
=
afspreken (privé)
eine Flasche Wein
=
een fles wijn
der Kartoffelsalat
=
de aardappelsalade
Hast du Lust zum Strand zu gehen?
=
Heb je zin om naar het strand te gaan?
geschäftliche Nachrichten
=
zakelijk nieuws
die Praxis
=
de praktijk
die Sprechstunde
=
het spreekuur
der Notfall
=
het noodgeval
der medizinische Notdienst
=
de medische noodhulp
leider
=
helaas
außerhalb
=
buiten
anrufen
=
opbellen
täglich
=
dagelijks
von ... bis
=
vanaf ... tot en met
die Bestellung
=
de bestelling
die Möglichkeit
=
de mogelijkheid
die Lieferung
=
de levering
der Termin
=
de zakelijke afspraak
die Finanzierung
=
de financiering
der Mitarbeiter
=
de medewerker
der Anruf
=
het telefoontje
wählen
=
kiezen
bestehend
=
bestaand
ändern
=
veranderen
wollen
=
willen
eine Taste drücken
=
een toets indrukken
sprechen
=
spreken
persönlich
=
persoonlijk
die Reparaturwerkstatt
=
de garage
das Kennzeichen
=
het kenteken
die Garantie
=
de garantie
Wiederhören
=
dag (aan de telefoon)
fertig
=
klaar
bringen
=
brengen
abholen
=
afhalen