NL
EN
FR
DE
ES
IT
inloggen
Woordjes leren
Tips
Werkwijze
Starten
Wozzol
Tips
Werkwijze
Over
Gratis en premium
Wozzol voor scholen
Nieuws
Hoe kan Wozzol je helpen?
Start direct!
Woordjes leren
Teksten leren
Plaatjes leren
Standaard woordenlijsten
Uitleg
Instructievideo’s
Veelgestelde vragen
Artikelen
Wil je meer weten over woordjes leren in een vreemde taal. Laat het ons weten
Neem contact op
Woordenlijst
Woordenlijsten
Duits
Malmberg
Taalblokken Duits
A1-A2 Werkboek en Online
TBDU-A1-K1-02 Gespräche führen
Controleer altijd of een woordenlijst correct is voordat je hem gaat leren.
Acties
Lijst openen om te leren
Print de lijst als
flashcards
Lijst exporteren als tekstbestand
Start kamelenrace
Duits
Nederlands
Ich heiße Anna.
=
Ik heet Anna.
Ich bin neunzehn Jahre alt
=
Ik ben negentien jaar oud
und komme aus Deutschland.
=
en kom uit Duitsland.
Ich wohne in Duisburg
=
Ik woon in Duisburg
und gehe dort zur Berufsschule.
=
en ga daar naar het MBO.
Das ist mein Freund Max.
=
Dat is mijn vriend Max.
sich kennenlernen
=
elkaar leren kennen
Hallo!
=
Hallo!
Hi! Servus!
=
Hoi!
Grüß Gott!
=
Goedendag!
Guten Morgen!
=
Goedemorgen!
Guten Tag!
=
Goedemiddag!
Guten Abend!
=
Goedenavond!
Ich heiße …
=
Ik heet …
Wie heißt du?
=
Hoe heet jij?
Schön dich zu sehen.
=
Leuk je te zien.
Wie geht es dir?
=
Hoe gaat het met jou?
Auch gut, danke.
=
Ook goed, bedankt.
Schön, dass du da bist.
=
Leuk, dat je er bent.
Max ist auch da.
=
Max is er ook.
Du lernst Max direkt kennen.
=
Dan leer je Max direct kennen.
Das ist Max.
=
Dat is Max.
Das finde ich auch.
=
Dat vind ik ook.
Kommst du auch aus Duisburg.
=
Kom je ook uit Duisburg?
Nein, ich komme aus Göttingen.
=
Nee, ik kom uit Göttingen.
Ach, das ist schön.
=
Ach, dat is mooi.
Das kenne ich.
=
Dat ken ik.
Wie geht es Ihnen?
=
Hoe gaat het met u?
Danke gut. Und Ihnen?
=
Bedankt, goed. En met u?
Es geht.
=
Het gaat.
Ausgezeichnet.
=
Uitstekend.
Nicht so gut.
=
Niet zo goed.
Ich komme aus Holland, aus Utrecht.
=
Ik kom uit Nederland, uit Utrecht.
Und woher kommst du?
=
En waar kom jij vandaan?
Ich komme aus Deutschland.
=
Ik kom uit Duitsland.
Das liegt in der Mitte von Deutschland.
=
Dat ligt in het midden van Duitsland.
Wie alt bist du?
=
Hoe oud ben je?
Ich bin achtzehn Jahre alt, und du?
=
Ik ben achttien jaar oud, en jij?
Ich wohne in der Theaterstraße Nummer fünfzehn.
=
Ik woon in de Theaterstraat, nummer vijftien.
Moment, ich schreibe mir die Adresse mal auf.
=
Moment, ik schrijf je adres meteen op.
Und wie ist die Postleitzahl?
=
En wat is de postcode?
Die Postleitzahl ist ...
=
De postcode is ...
Hast du auch ein Handy?
=
Heb je ook een mobiele telefoon?
Aber sicher, die Nummer ist ...
=
Maar natuurlijk, het nummer is ...
Kannst du mir aber auch mailen? Die E-Mailadresse ist...
=
Kun je me ook mailen? Het e-mailadres is ...
Danke, ich muss jetzt aber gehen.
=
Bedankt, ik moet nu gaan.
Ok, mach's gut und lass bald von dir hören.
=
Ok, het ga je goed en laat snel wat van je horen!
Ich spiele gern Fußball.
=
Ik speel graag voetbal.
Ich verreise gerne.
=
Ik ga graag op reis.
Ich möchte durch Deutschland reisen.
=
Ik wil graag door Duitsland reizen.
Kommt ihr mich besuchen?
=
Komen jullie mij bezoeken?
Machen wir doch.
=
Gaan we doen.
persönliche Angaben
=
persoonlijke gegevens
Gib mir mal deine Daten.
=
Geef me jouw gegevens maar.
Wie ist deine Telefonnummer?
=
Wat is jouw telefoonnummer?
Meine Telefonnummer ist 017839463397.
=
Meine Telefoonnummer is 017839463397.
Wie ist deine E-Mailadresse?
=
Wat is jouw e-mailadres?
Ich schicke dir mal meine Daten.
=
Dan stuur ik je mijn gegevens.
Und wann hast du eigentlich Geburtstag?
=
En wanneer ben je eigenlijk jarig?
Ich bin am 10. Januar 1993 geboren.
=
Ik ben op 10 januari 1993 geboren.
Wann hast du Geburtstag?
=
Wanneer ben je jarig?
Ich freue mich.
=
Ik verheug me erop.
die Sachen
=
de spullen
verabschieden
=
afscheid nemen
Wir gehen gleich in die Stadt shoppen.
=
We gaan straks in de stad winkelen.
Und ich gehe in den Plattenladen.
=
En ik ga naar een cd-winkel.
Das ist ein guter Plan.
=
Dat is een goed plan.
Dann treffen wir uns um fünf wieder.
=
Dan spreken we af om 5 uur.
Fünf Uhr ist in Ordnung.
=
Vijf uur is in orde.
Wollen wir in ein Café gehen?
=
Zullen we naar een café gaan?
Bis gleich.
=
Tot zo.
Bis später.
=
Tot straks.