NL
EN
FR
DE
ES
IT
inloggen
Woordjes leren
Tips
Werkwijze
Starten
Wozzol
Tips
Werkwijze
Over
Gratis en premium
Wozzol voor scholen
Nieuws
Hoe kan Wozzol je helpen?
Start direct!
Woordjes leren
Teksten leren
Plaatjes leren
Standaard woordenlijsten
Uitleg
Instructievideo’s
Veelgestelde vragen
Artikelen
Wil je meer weten over woordjes leren in een vreemde taal. Laat het ons weten
Neem contact op
Woordenlijst
Woordenlijsten
Duits
Malmberg
Taalblokken Duits
A1-A2 Werkboek en Online
TBDU-A1-K4-02 Gespräche führen
Controleer altijd of een woordenlijst correct is voordat je hem gaat leren.
Acties
Lijst openen om te leren
Print de lijst als
flashcards
Lijst exporteren als tekstbestand
Start kamelenrace
Duits
Nederlands
der Imbiss
=
de snackbar
Ich hätte gern eine Pommes.
=
Ik wil graag frietjes.
Ja, eine Große oder Kleine?
=
Ja, groot of klein?
Ich nehme eine Kleine.
=
Ik neem een kleine.
Mit Mayonnaise und Ketchup?
=
Met mayonaise en ketchup?
Und ich möchte gern noch ein Wasser dazu.
=
En ik wil er nog graag een water bij.
Mit Kohlensäure oder ohne.
=
Spa rood of spa blauw? (Met koolzuur of zonder?)
Sie essen hier?
=
Eet u hier?
Ich möchte gern dasselbe.
=
Ik wil graag hetzelfde.
Gut, mache ich fertig.
=
Goed, maak ik klaar.
Besteck können sie schon mitnehmen.
=
Bestek kunt u al meenemen.
Wir möchten gern bezahlen.
=
Wij willen graag betalen.
Hat es geschmeckt?
=
Heeft het gesmaakt?
Ja, es war sehr lecker.
=
Ja, het was heel lekker.
Geht das zusammen oder getrennt?
=
Gaat het samen of apart?
Passt so. / Stimmt so.
=
Klopt zo.
Schönen Tag dann noch.
=
Prettige dag verder.
leider
=
helaas
Sonst noch etwas?
=
Anders nog iets?
Guten Appetit!
=
Eet smakelijk!
eine Currywurst
=
een curryworst
ein belegtes Brötchen
=
een belegd broodje
ein Eis
=
een ijsje
ein Schnitzel
=
een schnitzel
Kartoffeln
=
aardappelen
eine Bratwurst
=
een braadworst
eine Brezel
=
een krakeling
eine Dose Cola
=
een blikje cola
eine Flasche Bier
=
een flesje bier
das Besteck
=
het bestek
das Messer
=
het mes
die Gabel
=
de vork
der Löffel
=
de lepel
der Teller
=
het bord
die Tasse
=
het kopje
der Tisch
=
de tafel
die Torte
=
de taart
der Kaffee
=
de koffie
der Tee
=
de thee
der Kuchen
=
de koek
der Apfel
=
de appel
Erdbeeren
=
aardbeien
der Quark
=
de kwark
die Schokolade
=
de chocolade
die Schlagsahne
=
de slagroom
die Sahne
=
de room
mit / ohne
=
met / zonder
trinken
=
drinken
bringen
=
brengen
nehmen
=
nemen
bezahlen
=
betalen
die Rechnung
=
de rekening
das Café
=
het café
Was kann ich für Sie tun?
=
Wat kan ik voor u doen?
Ich hätte gern einen Milchkaffee.
=
Ik wil graag een koffie verkeerd.
Ich nehme eine heiße Schokolade.
=
Ik neem een warme chocolademelk.
Und was für Kuchen haben Sie?
=
En wat voor gebak heeft u?
Wollen wir uns einen Schokokuchen teilen?
=
Zullen wij een chocoladegebakje delen?
Ja, das ist eine gute Idee.
=
Ja, dat is een goed idee.
die Pizzeria
=
de pizzeria
die Zutaten
=
de ingrediënten
der Pilz
=
de paddenstoel
die Zwiebel
=
de ui
der Käse
=
de kaas
die Olive
=
de olijf
der Knoblauch
=
de knoflook
der Thunfisch
=
de tonijn
die Soße
=
de saus
der Schinken
=
de ham
der Salat
=
de salade
gemischt
=
gemengd
das Gericht
=
het gerecht
die Nudeln
=
de pasta
Das Essen ist kalt.
=
Het eten is koud.
Können Sie mir Pfeffer und Salz bringen?
=
Kunt u mij peper en zout brengen?
Ich habe noch nicht gewählt.
=
Ik heb nog geen keuze gemaakt.
Es fehlt etwas Salz.
=
Er ontbreekt wat zout.
Wie groß ist eine Pizza?
=
Hoe groot is een pizza?
Wollen Sie zusammen oder getrennt bezahlen?
=
Wilt u samen of apart afrekenen?
Können Sie mir das einpacken?
=
Kunt u dat voor mij inpakken?
Können Sie mir etwas empfehlen?
=
Kunt u mij iets aanbevelen?
Es hat ausgezeichnet geschmeckt.
=
Het heeft uitstekend gesmaakt.