NL
EN
FR
DE
ES
IT
inloggen
Woordjes leren
Tips
Werkwijze
Starten
Wozzol
Tips
Werkwijze
Over
Gratis en premium
Wozzol voor scholen
Nieuws
Hoe kan Wozzol je helpen?
Start direct!
Woordjes leren
Teksten leren
Plaatjes leren
Standaard woordenlijsten
Uitleg
Instructievideo’s
Veelgestelde vragen
Artikelen
Wil je meer weten over woordjes leren in een vreemde taal. Laat het ons weten
Neem contact op
Woordenlijst
Woordenlijsten
Duits
Malmberg
Taalblokken Duits
A1-A2 Werkboek en Online
TBDU-A2-K6-02 Gespräche führen
Controleer altijd of een woordenlijst correct is voordat je hem gaat leren.
Acties
Lijst openen om te leren
Print de lijst als
flashcards
Lijst exporteren als tekstbestand
Start kamelenrace
Duits
Nederlands
Informationen austauschen
=
informatie uitwisselen
Aber ich habe Leo wiedergesehen.
=
Maar ik heb Leo weer gezien.
Das hat mir nicht gefallen.
=
Dat is me niet bevallen.
Das ist mein Cousin.
=
Dat is mijn neef.
Das war einfach zu theoretisch.
=
Dat was gewoon te theoretisch.
Du wohnst aber schön!
=
Je woont mooi, zeg!
Hat mir nicht so gut gefallen.
=
Het is me niet zo goed bevallen.
Ich arbeite jetzt im Hostel.
=
Ik werk nu in het hostel.
Das macht Spaß.
=
Dat is leuk.
Ich glaube drei Wochen.
=
Ik geloof drie weken.
Ich habe abgebrochen.
=
Ik ben gestopt.
Ja, auch neunzehn.
=
Ja, ook negentien.
Ja, finde ich auch.
=
Ja, vind ik ook.
Den kenne ich gar nicht.
=
Die ken ik helemaal niet.
Mir geht es gut.
=
Met mij gaat het goed.
So alt wie wir?
=
Net zo oud als wij?
Und was macht deine Ausbildung?
=
En hoe gaat het met jouw opleiding?
Und weißt du was?
=
En weet je wat?
Und wie alt ist er?
=
En hoe oud is hij?
Im Süden, in München.
=
In het zuiden, in München.
Was gibt es Neues?
=
En, is er nog iets gebeurd?
Was macht dein Job?
=
Hoe is het met je baan?
Wer ist denn Leo?
=
En wie is Leo?
Wie geht es dir?
=
Hoe gaat het met jou?
Wie lange haben wir uns jetzt nicht gesehen?
=
Hoe lang hebben we elkaar nou niet gezien?
Wo wohnt er denn?
=
Waar woont hij dan?
aber
=
maar
auch
=
ook
Das ist toll!
=
Dat is geweldig!
denn
=
dan
Finde ich auch.
=
Vind ik ook.
gar nicht
=
helemaal niet
Ja, genau.
=
Ja, precies.
mein
=
mijn
Schade.
=
Jammer
so
=
zo
und
=
en
im Süden
=
in het zuiden
Wann?
=
Wanneer
Warum?
=
Waarom?
Was?
=
Wat?
Welche(r)?
=
Welk(e)?
Wer?
=
Wie?
Wie lange?
=
Hoelang?
Wie viel?
=
Hoeveel?
Wie?
=
Hoe?
wiedersehen
=
weerzien
Wo?
=
Waar?
Woher?
=
Waarvandaan?
Wohin?
=
Waarheen?
etwas vermuten
=
iets vermoeden
auf jeden Fall
=
in elk geval, in ieder geval
doch
=
toch
ehrlich
=
eerlijk
Es kann sein, dass...
=
Het kan zijn dat...
eventuell
=
eventueel
Ich nehme an, dass...
=
Ik neem aan dat...
Ich vermute, dass...
=
Ik vermoed dat...
ich weiß, dass...
=
Ik weet dat...
Ist deine Mutter schon ausgezogen?
=
Is je moeder al verhuisd?
möglicherweise
=
wellicht
So schätze ich Sie eigentlich nicht ein.
=
Zo schat ik haar niet in.
Nein, das glaube ich nicht.
=
Nee, dat geloof ik niet.
sicher
=
zeker
Sie wohnt jetzt mit ihrem neuen Freund zusammen.
=
Zij woont nu met haar nieuwe vriend samen.
So ist sie nicht.
=
Zo is ze niet.
vielleicht
=
misschien
wahrscheinlich
=
waarschijnlijk
wirklich
=
echt, werkelijk
Dat ist mir egal.
=
Dat maakt me niet uit.
Erleichterung,Ärger und Enttäuschung
=
de opluchting, de ergernis, de teleurstelling
Das ist bedauerlich.
=
Dat is spijtig.
endlich
=
eindelijk
Ganz schön schlecht!
=
Heel erg slecht!
Ich bin froh.
=
Ik ben blij.
Ich finde es schade.
=
Ik vind het jammer.
leider
=
helaas
Muss das sein?
=
Moet dat?
Na toll, sehr witzig von euch.
=
Leuk hoor, heel grappig van jullie.
Oh wie schade!
=
Oh wat jammer.
so ärgerlich
=
zo vervelend
Und ich bedauere das sehr für dich.
=
En ik vind het heel vervelend voor je.
Und wie geht's dir?
=
En hoe gaat het met jou?
Was für eine Enttäuschung.
=
Wat een teleurstelling.
Was für eine Erleichterung.
=
Wat een opluchting.
Wie altmodisch.
=
Wat ouderwets.
Wie ärgerlich.
=
Wat vervelend.
Wie egoistisch.
=
Wat egoïstisch.
Wie langweilig.
=
Wat saai.
Zum Glück.
=
Gelukkig.