NL
EN
FR
DE
ES
IT
inloggen
Woordjes leren
Tips
Werkwijze
Starten
Wozzol
Tips
Werkwijze
Over
Gratis en premium
Wozzol voor scholen
Nieuws
Hoe kan Wozzol je helpen?
Start direct!
Woordjes leren
Teksten leren
Plaatjes leren
Standaard woordenlijsten
Uitleg
Instructievideo’s
Veelgestelde vragen
Artikelen
Wil je meer weten over woordjes leren in een vreemde taal. Laat het ons weten
Neem contact op
Woordenlijst
Woordenlijsten
Duits
Malmberg
Taalblokken Duits
A1-A2 Werkboek en Online
TBDU-A2-K7-02 Gespräche führen (Nieuw)
Controleer altijd of een woordenlijst correct is voordat je hem gaat leren.
Acties
Lijst openen om te leren
Print de lijst als
flashcards
Lijst exporteren als tekstbestand
Start kamelenrace
Duits
Nederlands
ein Missverständnis an der Rezeption
=
een misverstand aan de receptie
haben / hatten / hätten
=
hebben / hadden / zouden hebben
bin / war / wäre
=
ben / was / zou zijn
können / konnten / könnten
=
kunnen / konden / zouden kunnen
dürfen / durften / dürften
=
mogen / mochten / zouden mogen
werden / wurden / würden
=
worden / werden / zouden worden
sich entschuldigen
=
Zich verontschuldigen
Es tut mir leid!
=
Het spijt me!
Das wollte ich nicht.
=
Dat wilde ik niet.
Das war aus Versehen.
=
Dat was per ongeluk.
Das habe ich nicht so gemeint.
=
Dat heb ik niet zo bedoeld.
Das war nicht mit Absicht.
=
Dat was niet met opzet.
Das war ein Missverständnis.
=
Dat was een misverstand.
Das ist sicher ein Fehler.
=
Dat is zeker een fout.
Jemand beruhigen
=
Iemand geruststellen
Das macht nichts.
=
Dat geeft niet.
Das kann passieren.
=
Dat kan gebeuren.
Da kann man nichts machen.
=
Daar kun je niets aan doen.
Das ist nicht so schlimm.
=
Dat is niet zo erg.
Das ist nicht Ihre Schuld.
=
Dat is uw schuld niet.
Das kann jedem passieren.
=
Dat kan iedereen overkomen.
Das habe ich schon vergessen.
=
Dat ben ik al vergeten.
Das spielt jetzt keine Rolle.
=
Dat speelt nu geen rol.
Das verstehe ich.
=
Dat begrijp ik.
Sich beschweren
=
Klagen
Das stimmt nicht.
=
Dat klopt niet.
eine Beschwerde einreichen
=
een klacht indienen
Es stört mich, wenn...
=
Het stoort me als...
Ich bin nicht einverstanden mit...
=
Ik ga niet akkoord met...
Ich bin sehr unzufrieden mit...
=
Ik ben heel ontevreden over...
Ich finde es nicht gut, dass...
=
Ik vind het niet goed dat...
Ich finde es nicht in Ordnung, dass...
=
Ik vind het niet in orde dat...
Ich möchte mich beschweren über...
=
Ik wil klagen over...
Etwas versprechen
=
Iets beloven
Das Problem lösen wir.
=
Dat probleem lossen we op.
Ich werde das machen.
=
Ik zal dat doen.
selbstverständlich
=
vanzelfsprekend
sicher
=
zeker
Verlassen Sie sich darauf.
=
U kunt erop rekenen.
wirklich
=
echt, werkelijk
Haben Sie noch ein Zimmer frei?
=
Heeft u nog een kamer vrij?
Haben Sie noch einen Wunsch?
=
Heeft u nog een wens?
Haben Sie vorher reserviert?
=
Heeft u van tevoren gereserveerd?
Ich werde Ihnen etwas geben.
=
Ik zal u iets geven.
Kann ich Ihnen etwas anbieten?
=
Kan ik u iets aanbieden?
Kann ich Ihnen helfen?
=
Kan ik u helpen?
Sie können auch reservieren.
=
U kunt ook reserveren.
Sie können zwischen Bad oder Dusche wählen.
=
U kunt kiezen tussen bad of douche.
Was kann ich Ihnen sonst noch anbieten?
=
Wat kan ik u verder nog aanbieden?
Wie alt bist du denn?
=
Hoe oud ben je dan?
Wie lange möchten Sie bleiben?
=
Hoe lang wilt u blijven?
Wollen Sie ein Einzelzimmer?
=
Wilt u een eenpersoonskamer?
Möchten Sie noch Frühstück dazu?
=
Wilt u nog ontbijt erbij?
Das ist für Sie.
=
Dat is voor u.
Das ist in Ordnung.
=
Dat is in orde.
Das klingt gut.
=
Dat klinkt goed.
Das passt.
=
Dat komt goed uit.
Das stimmt so.
=
Dat klopt zo.
Hier, bitte.
=
Hier, alstublieft.
Begrüßung und Abschied
=
Begroeting en afscheid
Bis bald.
=
Tot gauw.
Bis nächste Woche.
=
Tot volgende week.
Guten Abend.
=
Goedenavond.
Guten Morgen.
=
Goedemorgen.
Guten Tag.
=
Goedemorgen/Goedemiddag.
Hallo.
=
Hallo.
Herzlich willkommen.
=
Hartelijk welkom.
Hi.
=
Hi.
Ich heiße Sie herzlich willkommen.
=
Ik heet u van harte welkom.
Schlaf gut.
=
Slaap lekker.
Schönen Abend noch.
=
Fijne avond verder.
Schönes Wochenende.
=
Fijn weekend.
Tschüss.
=
Doeg.
Viel Spaß.
=
Veel plezier.