NL
EN
FR
DE
ES
IT
inloggen
Woordjes leren
Tips
Werkwijze
Starten
Wozzol
Tips
Werkwijze
Over
Gratis en premium
Wozzol voor scholen
Nieuws
Hoe kan Wozzol je helpen?
Start direct!
Woordjes leren
Teksten leren
Plaatjes leren
Standaard woordenlijsten
Uitleg
Instructievideo’s
Veelgestelde vragen
Artikelen
Wil je meer weten over woordjes leren in een vreemde taal. Laat het ons weten
Neem contact op
Woordenlijst
Woordenlijsten
Duits
Malmberg
Taalblokken Duits
B1 Lesen Online
B1 Lesen Lektion 6
Controleer altijd of een woordenlijst correct is voordat je hem gaat leren.
Acties
Lijst openen om te leren
Print de lijst als
flashcards
Lijst exporteren als tekstbestand
Start kamelenrace
Duits
Nederlands
der Beipackzettel
=
de bijsluiter
die Einnahme
=
de inname
die Wirkung, die Auswirkung
=
de werking, de uitwerking
die Nebenwirkung
=
de bijwerking
verordnen
=
voorschrijven
unterdrücken
=
onderdrukken
die Muskulatur
=
de spieren
stimmungsaufhellend
=
stemmingsverbeterend
die Leistungsfähigkeit
=
het prestatievermogen
senken
=
laten dalen, verlagen
ansteigen, steigen
=
stijgen
abnehmen, sinken
=
afnemen, dalen
führen zu
=
leiden tot
der Blutdruck
=
de bloeddruk
der Puls
=
de pols, de polsslag
die Magenbeschwerden
=
de maagklachten
der Durchfall
=
de diarree
der Appetit
=
de eetlust, de trek
das Fieber
=
de koorts
der Kreislauf
=
de bloedsomloop
steigern, erhöhen
=
verhogen
heilen
=
genezen
einer Krankheit vorbeugen
=
een ziekte voorkomen
neigen zu
=
neigen naar, neigen tot
die Entzugserscheinung
=
het ontwenningsverschijnsel
die Fressattacke
=
de vreetbui
das Schwindelgefühl
=
de duizeligheid
zittern
=
trillen
ohnmächtig werden
=
flauwvallen
die Atmung
=
de ademhaling
der Verlust
=
het verlies
ängstlich sein
=
angstig zijn
der Zeitungsbericht
=
het krantenbericht
der Zeitungsartikel
=
het krantenartikel
der Vorstand
=
het bestuur, de directie
Wert legen auf
=
waarde hechten aan
zufolge, laut
=
volgens
das Delikt
=
het delict
der Lenker
=
de bestuurder
die Sicherheit
=
de veiligheid, de zekerheid
die Verantwortung
=
de verantwoording, de verantwoordelijkheid
aufweisen
=
bezitten, vertonen
der Abbau
=
de afbraak
der Bereich, das Gebiet
=
het gebied, het terrein, de sector
die Gesellschaft
=
de maatschappij, de samenleving
gezielt
=
gericht
willkürlich
=
willekeurig
der Beitrag
=
de bijdrage
der Berichterstatter
=
de verslaggever
die Anführungszeichen
=
de aanhalingstekens
ausdehnen, erweitern
=
uitbreiden
gründen
=
oprichten
übernehmen
=
overnemen
insolvent, zahlungsunfähig
=
insolvent, failliet
das Unternehmen, der Betrieb
=
de onderneming, het bedrijf
die Übernahme
=
de overname
die Fertigung, die Produktion
=
de vervaardiging, de productie
fertigen, produzieren, herstellen
=
vervaardigen, produceren
einen guten Namen haben
=
een goede naam hebben
erarbeiten
=
met werk, door werken verdienen, met werk, door werken verkrijgen
der Erfolg
=
het succes
erringen
=
met moeite verkrijgen, met moeite verwerven
die Erweiterung
=
de uitbreiding
die Werkstatt
=
de werkplaats
kundenorientiert
=
klantgericht
zielorientiert, zielgerichtet
=
doelgericht, doelbewust
die Geschäftsbeziehungen
=
de zakelijke contacten