NL
EN
FR
DE
ES
IT
inloggen
Woordjes leren
Tips
Werkwijze
Starten
Wozzol
Tips
Werkwijze
Over
Gratis en premium
Wozzol voor scholen
Nieuws
Hoe kan Wozzol je helpen?
Start direct!
Woordjes leren
Teksten leren
Plaatjes leren
Standaard woordenlijsten
Uitleg
Instructievideo’s
Veelgestelde vragen
Artikelen
Wil je meer weten over woordjes leren in een vreemde taal. Laat het ons weten
Neem contact op
Woordenlijst
Woordenlijsten
Duits
Malmberg
Taalblokken Duits
B1 Schreiben Online
B1 Schreiben Lektion 4
Controleer altijd of een woordenlijst correct is voordat je hem gaat leren.
Acties
Lijst openen om te leren
Print de lijst als
flashcards
Lijst exporteren als tekstbestand
Start kamelenrace
Duits
Nederlands
die Ferienaushilfe
=
de vakantiehulp
der Ferienjob
=
de vakantiebaan
der Ordner
=
de ordner
auseinanderfallen
=
uit elkaar vallen
eine Bestellung aufgeben
=
een bestelling plaatsen
die Verkaufsabteilung
=
de afdeling verkoop
beauftragen, einen Auftrag erteilen
=
een opdracht geven
aufmerksam machen auf
=
attent maken op
stabil
=
stevig, sterk
Ich nehme an, dass …
=
Ik ga ervan uit dat …
mitteilen
=
meedelen, mededelen
entscheiden
=
beslissen
der Karton
=
hier: het karton
betragen
=
bedragen
versandkostenfrei
=
zonder verzendkosten
der Bestellwert
=
het orderbedrag, het bedrag van de bestelde goederen
Informationen ausrichten
=
informatie doorgeven
anliefern
=
aanleveren
der Vorteil
=
het voordeel
der Preisunterschied
=
het verschil in prijs
ein Telefonat führen, ein Telefongespräch führen
=
een telefoongesprek voeren
notieren
=
noteren
mindestens vier Vorteile
=
ten minste vier voordelen
ein Angebot machen
=
een offerte maken
das Protokoll
=
de notulen
die Besprechung
=
de bespreking, het overleg
Ideen besprechen
=
ideeën bespreken
fest, festgelegt
=
vast, vastgelegd
der Aufbau
=
de opbouw
der Protokollführer, der Protokollant
=
de notulist
der Vorsitzende
=
de voorzitter
die Versammlung eröffnen
=
de vergadering openen
die Anwesenden begrüßen
=
de aanwezigen begroeten
die Zusammenarbeit
=
de samenwerking
fördern
=
bevorderen
mittels
=
door middel van
die Daten aktualisieren
=
de gegevens bijwerken
der Einsatz
=
de inzet
die administrativen Tätigkeiten
=
de administratieve werkzaamheden
der Beschluss
=
het besluit
ausarbeiten
=
uitwerken
der endgültige Plan
=
de definitieve versie van het plan
die Versammlung auflösen
=
de vergadering sluiten
Das Protokoll wird ohne Änderungen genehmigt.
=
De notulen worden zonder wijzigingen vastgesteld.
Die Tagesordnung wird ohne Änderungen genehmigt.
=
De agenda wordt zonder wijzigingen vastgesteld.
Die Versammlung beschließt einstimmig, dass ...
=
De vergadering besluit unaniem dat …
die Änderung
=
de wijziging
einen Punkt von der Tagesordnung streichen
=
een punt van de agenda schrappen
die Aufmerksamkeit
=
de aandacht
der Tagesordnung einen Punkt hinzufügen
=
een punt aan de agenda toevoegen
die Pressekonferenz
=
de persconferentie
der Abschied
=
het afscheid
pro Stück
=
per stuk
sich entschließen
=
de beslissing nemen, een beslissing nemen
nachdem
=
nadat
importieren, einführen
=
importeren, invoeren
der Import, die Einfuhr
=
de import, de invoer
solche Zahlen
=
zulke cijfers, dit soort cijfers
Wie wäre es, wenn wir …
=
hier: Wat vinden jullie ervan om …
stammen aus
=
stammen uit
der Besitzer
=
de bezitter
Das ist eine ausgezeichnete Idee.
=
Dat is een uitstekend idee.
verraten
=
hier: verklappen
die Aufgaben verteilen
=
de taken verdelen
ein Interview machen, ein Interview führen
=
een interview houden
die Präsentation inhaltlich vorbereiten
=
de presentatie inhoudelijk voorbereiden
Interesse haben an
=
interesse hebben in
die Fehler verbessern
=
de fouten verbeteren
die Unterstützung
=
de ondersteuning, de steun
die Straßenauarbeiten
=
de wegwerkzaamheden
die Wegbeschreibung
=
de routebeschrijving
die Anfahrt
=
hier: de routebeschrijving voor de reis met de auto
die Baustelle
=
hier: de plaats waar wegwerkzaamheden plaatsvinden
die Umleitung
=
de omleiding
die Route
=
de route
angeben
=
aangeven
am Bahnhof vorbeifahren
=
langs het station rijden, voorbij het station rijden
die Kreuzung
=
de kruising, het kruispunt
in die Straße einbiegen
=
in de straat afslaan
abbiegen
=
afslaan
die Ampel
=
het stoplicht, het verkeerslicht
überqueren
=
oversteken
Gute Fahrt. Gute Reise.
=
Goede reis.
auf der rechten Seite
=
aan de rechterkant
hier die Straße hinunter
=
hier verderop in de straat
alle 15 Minuten
=
elke 15 minuten
die Haltestelle
=
de halte
umsteigen in
=
overstappen op
die Öffentlichen, die öffentlichen Verkehrsmittel
=
het openbaar vervoer
von hier aus zum Bahnhof
=
vanaf hier naar het station
die U-Bahn nehmen
=
de metro nemen
der Austausch
=
de uitwisseling
die S-Bahn
=
de sneltram
Sie nehmen am besten die U-Bahn.
=
U kunt het beste de metro nemen.