NL
EN
FR
DE
ES
IT
inloggen
Woordjes leren
Tips
Werkwijze
Starten
Wozzol
Tips
Werkwijze
Over
Gratis en premium
Wozzol voor scholen
Nieuws
Hoe kan Wozzol je helpen?
Start direct!
Woordjes leren
Teksten leren
Plaatjes leren
Standaard woordenlijsten
Uitleg
Instructievideo’s
Veelgestelde vragen
Artikelen
Wil je meer weten over woordjes leren in een vreemde taal. Laat het ons weten
Neem contact op
Woordenlijst
Woordenlijsten
Duits
Malmberg
Taalblokken Duits
B2 Gespräche führen Online
B2 Gespräche führen Lektion 5
Controleer altijd of een woordenlijst correct is voordat je hem gaat leren.
Acties
Lijst openen om te leren
Print de lijst als
flashcards
Lijst exporteren als tekstbestand
Start kamelenrace
Duits
Nederlands
der Zeitraum
=
het tijdvak
die Flexibilität
=
de flexibiliteit
Sie müssen in Frankfurt und in Würzburg umsteigen.
=
U moet in Frankfurt en in Würzburg overstappen.
In Frankfurt fährt Ihr Anschlusszug von Gleis 12.
=
In Frankfurt vertrekt uw volgende trein van spoor 12.
Ich habe meinen Anschlusszug verpasst.
=
Ik heb mijn volgende trein gemist.
Mein Zug hatte Verspätung.
=
Mijn trein was vertraagd.
Wie komme ich jetzt weiter?
=
Hoe kom ik nu verder?
Sie können eine Stunde auf den nächsten Zug warten.
=
U kunt een uur op de volgende trein wachten.
Oder Sie nehmen den ICE über Duisburg.
=
Of u neemt de ICE via Duisburg.
In Duisburg müssen Sie dann noch einmal umsteigen.
=
In Duisburg moet u dan nog een keer overstappen.
Heute Abend fährt kein Zug mehr.
=
Vanavond vertrekt geen trein meer.
Ich gebe Ihnen einen Hotelgutschein.
=
Ik geef u een tegoedbon voor het hotel.
Mit diesem Ticket können Sie keinen Intercity benutzen.
=
Met dit ticket kunt u geen IC gebruiken.
Das nächste Flugzeug nach München startet um 17:55 Uhr.
=
Het volgende vliegtuig naar München vertrekt om 17:55 uur.
Hier ist ein Unfall passiert.
=
Hier is een ongeluk gebeurd.
Bitte fahren Sie von der Autobahn ab.
=
Ga van de snelweg af.
Folgen Sie den Schildern U42.
=
Volg de borden U42.
Ich hatte ein Zimmer mit zwei einzelnen Betten reserviert.
=
Ik had een kamer met twee aparte bedden gereserveerd.
Aber dieses Zimmer hat ein Doppelbett!
=
Maar deze kamer heeft een tweepersoonsbed.
Eine Lampe in meinem Zimmer ist kaputt.
=
Een lamp in mijn kamer is kapot.
Unser Zimmer ist noch nicht saubergemacht.
=
Onze kamer is nog niet schoongemaakt.
Das Wasser in der Dusche wird nicht heiß.
=
Het water in de douche wordt niet heet.
Entschuldigung, das habe ich nicht bestellt.
=
Sorry, dat heb ik niet besteld.
Darf ich fragen, wann mein Essen kommt?
=
Mag ik vragen wanneer mijn eten komt?