Wozzol

Controleer altijd of een woordenlijst correct is voordat je hem gaat leren.

  • Engels Nederlands
  • (to) afford = zich veroorloven
  • bargain = koopje
  • This bag is really cheap. It's a bargain.

    Deze tas is echt goedkoop. Het is een koopje.

  • merchant = marktkoopman
  • A merchant sells his goods at the market.

    Een marktkoopman verkoopt zijn goederen op de markt.

  • purse = portemonnee
  • I never have any money in my purse. I'm always broke.

    Ik heb nooit geld in mijn portemonnee. Ik ben altijd blut.

  • worth = waard
  • My uncle's villa is worth two million pounds.

    De villa van mijn oom is twee miljoen pond waard.