NL
EN
inloggen
Woordjes leren
Tips
Werkwijze
Starten
Wozzol
Tips
Werkwijze
Over
Gratis en premium
Wozzol voor scholen
Nieuws
Hoe kan Wozzol je helpen?
Start direct!
Woordjes leren
Teksten leren
Plaatjes leren
Standaard woordenlijsten
Uitleg
Instructievideo’s
Veelgestelde vragen
Artikelen
Wil je meer weten over woordjes leren in een vreemde taal. Laat het ons weten
Neem contact op
Woordenlijst
Woordenlijsten
Duits
De Uitgeversgroep
Sander
Basisschool - Leerjaar 10 - Deel 1980 - 7e editie
Hoofdstuk 5.0 - Mijn familie en ik
Controleer altijd of een woordenlijst correct is voordat je hem gaat leren.
Acties
Lijst openen om te leren
Print de lijst als
flashcards
Lijst exporteren als tekstbestand
Start kamelenrace
Duits
Nederlands
das Reiten
=
het (paard)rijden
die Alpen
=
de Alpen
bekannt
=
bekend
liebe Erika
=
beste Erika
lieber Peter
=
beste Peter
fast
=
bijna
blau
=
blauw
blond
=
blond
der Bauernhof
=
de boerderij
das Boxen
=
het boksen
das Bogenschießen
=
het boogschieten
oben
=
boven
braun
=
bruin
das Nachbarland
=
het buurland
tanzen
=
dansen
die Tochter
=
de dochter
Tschüss
=
doei
das Einfamilienhaus
=
de eengezinswoning
einander
=
elkaar
die Familie
=
de familie
das Lieblingsgetränk
=
het favoriete drankje
das Lieblingsessen
=
het favoriete eten
die Lieblingsfernsehserie
=
de favoriete tv-serie
der Lieblingsurlaubsort
=
de favoriete vakantieplaats
das Hochhaus
=
de flat
das Foto / Bild
=
de foto
die Pommes
=
de frieten
das Gebirge
=
het gebergte
beliebt
=
geliefd
das Gewicht heben
=
het gewicht heffen
das Familienfoto
=
de gezinsfoto
grün
=
groen
die Oma
=
de oma
der Opa
=
de opa
die Haarfarbe
=
de haarkleur
das Handball spielen
=
het handballen
das Wettlaufen
=
het hardlopen
die Hobbys
=
de hobby's
das Hockey spielen
=
het hockeyen
Wie geht’s (dir)?
=
Hoe gaat het (met je)?
die Hauptstadt Berlin
=
de hoofdstad Berlijn
ich fahre Ski
=
ik ski
das Industriegebiet
=
het industriegebied
die Einwohner
=
de inwoners
das Kanu fahren
=
het kanovaren
die Augenfarbe
=
de kleur ogen
der Koch
=
de kok
kurz
=
kort
lang
=
lang
die Grösse
=
de maat
hellbraun
=
lichtbruin
das Lieblingstier
=
het lievelingsdier
die Lieblingsfarbe
=
de lievelingskleur
der See
=
het meer
Rente / im Ruhestand
=
met pensioen
schön
=
mooi
der Vetter
=
de neef
die Kusine
=
de nicht
umgedreht
=
omgedraaid
ungefähr, etwa
=
ongeveer
der Onkel
=
de oom
orange
=
oranje
die Rezeptionistin
=
de receptioniste
die Reisebüro-Mitarbeiterin
=
de reisbureaumedewerkster
das Reihenhaus
=
het rijtjeshuis
das Rudern
=
het roeien
das Ruhrgebiet
=
het Roergebied
rot
=
rood
rosa
=
roze
der Salat
=
de salade
das Fechten
=
het schermen
der Schüler
=
de scholier
die Schülerin
=
de scholiere
die Sekretärin
=
de secretaresse
blöd
=
stom
die Sprachen
=
de talen
die Tante
=
de tante
zurückschreiben
=
terugschrijven
der Reisebusfahrer
=
de touringcar-chauffeur
der Reiseveranstalter
=
de touroperator
der Garten
=
de tuin
das Turnen
=
het turnen
zwei Wochen
=
twee weken
ausgezeichnet
=
uitstekend
der Urlaub / die Ferien
=
de vakantie
das Urlaubsgebiet
=
het vakantiegebied
viele Grüsse
=
veel groeten
feiern
=
vieren
das Fußball spielen
=
het voetballen
das nächste Mal
=
de volgende keer
das Volleyball spielen
=
het volleyballen
die Woche
=
de week
das Wetter
=
het weer
die Arbeit
=
het werk
das Radrennen
=
het wielrennen
weiß
=
wit
wohnen
=
wonen
das Ringen
=
het worstelen
das Segeln
=
het zeilen
der Sommer
=
de zomer
die Sonne scheint
=
de zon schijnt
der Sohn
=
de zoon
schwarz
=
zwart
das Schwimmen
=
het zwemmen