NL
EN
FR
DE
ES
IT
inloggen
Woordjes leren
Tips
Werkwijze
Starten
Wozzol
Tips
Werkwijze
Over
Gratis en premium
Wozzol voor scholen
Nieuws
Hoe kan Wozzol je helpen?
Start direct!
Woordjes leren
Teksten leren
Plaatjes leren
Standaard woordenlijsten
Uitleg
Instructievideo’s
Veelgestelde vragen
Artikelen
Wil je meer weten over woordjes leren in een vreemde taal. Laat het ons weten
Neem contact op
Woordenlijst
Woordenlijsten
Duits
De Uitgeversgroep
Sander
Basisschool - Leerjaar 10 - Deel 1980 - 7e editie
Hoofdstuk 8.0 - Het menselijk lichaam
Controleer altijd of een woordenlijst correct is voordat je hem gaat leren.
Acties
Lijst openen om te leren
Print de lijst als
flashcards
Lijst exporteren als tekstbestand
Start kamelenrace
Duits
Nederlands
der Arm
=
de arm
der Arzt
=
de arts
das Bein
=
het been
Gute Besserung!
=
Beterschap!
die Brust
=
de borst
der Bauch
=
de buik
Abitur gemacht
=
diploma gehaald
Eine Nacht zur Beobachtung.
=
Eén nachtje ter observatie.
gebrochen
=
gebroken
Ein frohes neues Jahr !
=
Gelukkig Nieuwjaar!
verletzt
=
gewond
der Hals
=
de hals
die Hand
=
de hand
die Haare
=
de haren
Herzlichen Glückwunsch zum Geburtstag!
=
Hartelijk gefeliciteerd met je verjaardag!
der Kopf
=
het hoofd
die Kopfschmerzen
=
de hoofdpijn
die Haut
=
de huid
die Halsschmerzen
=
de keelpijn
die Zahnschmerzen
=
de kiespijn
das Knie
=
de knie
das Fieber
=
de koorts
der Mund
=
de mond
die Nase
=
de neus
die Augen
=
de ogen
eine Untersuchung
=
een onderzoek
untersuchen
=
onderzoeken
das Ohr
=
het oor
Achtung! Führerschein seit gestern.
=
Pas op! Gisteren het rijbewijs gehaald.
der Patient / die Patientin
=
de patiënt / de patiënte
die Schmerzen
=
de pijn
Frohe Weihnachten.
=
Prettige Kerstdagen
der Rücken
=
de rug
Ruhe geben
=
rust geven
ruhig liegenbleiben
=
rustig blijven liggen
der Muskel
=
de spier
der Muskelkater
=
de spierpijn
die Seitenstechen
=
de steken in mijn zij
der Zahn / die Zähne
=
de tand / de tanden
der Zahnarzt
=
de tandarts
Ab jetzt sind wir zu dritt.
=
Vanaf nu zijn we met zijn drieën.
der Finger
=
de vinger
der Fuss / die Füsse
=
de voet / de voeten
die Backe / die Wange
=
de wang
Wir ziehen um! Unsere neue Adresse ist ...
=
Wij zijn verhuisd. Ons nieuwe adres is ...