Wozzol

Controleer altijd of een woordenlijst correct is voordat je hem gaat leren.

  • Engels Nederlands
  • debate = debat
  • disease = ziekte
  • illness / disease

    ziekte

  • (to) drain = uitlekken, afgieten
  • (to) mash = stampen
  • patty = schijf
  • pleasure = plezier
  • (to) promise = beloven
  • protein = eiwit
  • skinny = mager
  • skinny

    strak / mager

  • vegetarian = vegetariër
  • miserable = ellendig
  • wretched / miserable

    ellendig

  • rather = tamelijk
  • (to) seem = lijken
  • attitude = houding
  • (to) boost = verhogen
  • focus on = concentreren op
  • to focus on

    concentreren op

  • (to) ignore = negeren
  • (to) improve = verbeteren
  • keep track of = in de gaten houden
  • to keep track of

    in de gaten houden

  • nutritious = voedzaam
  • progress = voortgang
  • self-esteem = zelfvertrouwen
  • (to) suppose = zich voorstellen
  • belly button = navel
  • dull = saai
  • It was a dull party.

    saai

  • gorgeous = knap
  • quite = nogal
  • scar = litteken
  • upper arm = bovenarm
  • (to) apply = aanbrengen op
  • appointment = afspraak
  • I can’t come, I have an appointment at five.

    afspraak

  • award winning = bekroond
  • belong to = lid zijn van
  • to belong to

    lid zijn van

  • (to) consent = toestemming geven
  • custom-designed = speciaal ontworpen
  • guardian = verzorger
  • in motion = in beweging
  • maturity = volwassenheid
  • pattern = ontwerp
  • possibility = mogelijkheid
  • prayer = gebed
  • temporary = tijdelijk
  • allergy = allergie
  • at the bottom of = onderaan
  • be tempted = in de verleiding zijn, komen
  • to be tempted

    in de verleiding zijn, komen

  • (to) cure = genezen
  • purpose = doel
  • silk = zijde
  • stairway = trap
  • (to) avoid = vermijden
  • be aware of = bewust zijn van
  • to be aware of

    bewust zijn van

  • energetic = energiek
  • fast-paced = snel bewegend
  • (to) include = omvatten
  • instead of = in plaats van
  • is behind = achterliggen
  • participate in = deelnemen aan
  • to participate in

    deelnemen aan

  • whereas = terwijl
  • worth the effort = de moeite waard
  • be sick of = er genoeg van hebben
  • to be sick of

    er genoeg van hebben

  • banana peel = bananenschil
  • (to) bump = stoten
  • feel ashamed = zich schamen
  • to feel ashamed

    zich schamen

  • lottery = loterij
  • thrilled = opgewonden
  • (to) work out = trainen