Wozzol

Controleer altijd of een woordenlijst correct is voordat je hem gaat leren.

  • Engels Nederlands
  • (to) ask = vragen
  • There is a question I would like to ask.

    vragen

  • dad = pap
  • divorced = gescheiden
  • My parents are divorced.

    Mijn ouders zijn gescheiden ...

  • (to) feel = voelen
  • So we should feel at home

    voelen

  • funny = grappig
  • important = belangrijk
  • (to) laugh = lachen
  • I laugh in the face of danger.

    lachen

  • (to) listen = luisteren
  • Sookie, listen for me.

    luisteren

  • mum = mam
  • never = nooit
  • parents = ouders
  • relatives = familieleden
  • sad = droevig
  • shopping = winkelen
  • sometimes = soms
  • talk = praten
  • telephone = telefoon
  • Can you answer the telephone?

    telefoon

  • together = samen
  • We can can travel together on this dangerous road.

    We kunnen samen reizen op deze gevaarlijke weg.

  • why = waarom