Wozzol

Controleer altijd of een woordenlijst correct is voordat je hem gaat leren.

  • Frans Nederlands
  • principal = belangrijkste
  • s’effondrer = instorten
  • marrant = geinig / grappig / geinig, grappig
  • le roi = de koning
  • le rôle = de rol
  • l’acteur = de acteur
  • le saut = de sprong
  • le métier = het vak
  • devenir = worden
  • absolument = absoluut
  • dès = vanaf
  • remplacer = vervangen
  • jeter = gooien / werpen / gooien, werpen
  • le feu = het vuur
  • avoir le trac = zenuwachtig zijn
  • avoir de la chance = geluk hebben
  • le conseil = de raad
  • réfléchir = nadenken
  • la carrière = de loopbaan
  • le moyen de transport = het vervoermiddel
  • le combat = het gevecht
  • l'improvisation = de improvisatie
  • le casse-cou = de waaghals
  • le tournage = de filmopname
  • rarement = zelden
  • la plaie = de wond / de snee / de wond, de snee
  • futur = toekomstig
  • tourner mal = slecht aflopen
  • généralement = over het algemeen
  • physique = lichamelijk
  • la torche = de fakkel
  • humain = menselijk