Wozzol

Controleer altijd of een woordenlijst correct is voordat je hem gaat leren.

  • Frans Nederlands
  • en usage = gebruikelijk
  • être soumis à = onderworpen zijn aan
  • étreindre / enlacer = omhelzen
  • involontairement = onopzettelijk
  • l’incertitude = de onzekerheid
  • la bise = de zoen
  • une connaissance = een bekende
  • valable = geldig
  • séparer = scheiden
  • raisonnable = verstandig
  • décrocher le téléphone = de telefoon opnemen
  • fuir = vluchten
  • l’évidence = de vanzelfsprekendheid
  • le plombier = de loodgieter
  • se rapprocher = dichterbij komen
  • afin de = teneinde te
  • confiant = vertrouwend
  • l’inconscience = de onbezonnenheid
  • les secours = de hulp
  • tenter = pogen
  • voire = zelfs
  • apercevoir = zien
  • lier = verbinden
  • mâle = mannelijk
  • marin = zee
  • singulier = bijzonder
  • sonore = geluids
  • bannir = verbannen
  • constituer = vormen
  • le créateur = de maker
  • déplaire = niet in de smaak vallen
  • emprunter à = lenen aan
  • l’usager = de gebruiker
  • l’écart = het verschil
  • l’éleveur = de fokker
  • en provenance de = afkomstig van
  • il suffit de = het is voldoende om
  • infini = oneindig
  • séduire = verleiden
  • urbain = stads
  • baisser = dalen
  • confier = toevertrouwen
  • endurcir = harden
  • forcément = noodzakelijkerwijs
  • n’importe quel = wat dan ook
  • maître = belangrijkste
  • quel que soit = wat ook is
  • récolter = oogsten
  • récompenser = belonen
  • respirer = ademen
  • tendre = spannen
  • cela vaut le coup = dat is de moeite waard
  • vider = leegmaken