schooltaalwoordenboek

Wil je Nederlandse spelling oefenen? Doe dat met de app van Meester Klaas.

Controleer altijd of een woordenlijst correct is voordat je hem gaat leren.

  • Nederlands Nederlands
  • officieel = echt, wettig, formeel
  • Het nieuws werd officieel bevestigd tijdens de persconferentie van het bedrijf.

  • omheen = langs de omtrek van
  • Je kon het beeldje haast niet zien, want er stond een enorme menigte omheen.

  • omkeren = omdraaien, andersom plaatsen
  • Ze keerde zich om van haar buik naar haar rug.

  • omkeren = rechtsomkeert maken, teruggaan
  • De auto is aan het einde van de straat omgekeerd.

  • ommezijde = keerzijde, andere kant
  • Aan de ommezijde van de pagina stonden aanvullende notities en bronnen vermeld.

  • onafhankelijk = zonder invloed van iemand anders, zelfstandig
  • Onafhankelijk van elkaar kwamen ze op dezelfde gedachte.

  • onbekende = een term in een vergelijking waarvan je de waarde niet kent maar wel kunt berekenen
  • Zoek de waarde van de onbekende 'x' in deze vergelijking.

  • onbekende = een vreemde persoon, iemand die je niet kent, iemand waarvan je niet weet wie hij of zij is
  • Stap nooit in de auto van een onbekende.

  • onder andere (o.a.) = iets maakt deel uit van een grotere groep of categorie, maar dat er nog andere items zijn die niet specifiek genoemd worden
  • Er is van alles te eten, o.a. kroketten en fruit.

  • onderdeel = deel van een geheel
  • De tienkamp bij atletiek bestaat uit tien onderdelen.

  • onderscheiden = (iemand) een ereteken geven
  • Ze werd onderscheiden met een medaille voor haar bijdrage aan het goede doel.

  • onderscheiden = als verschillend zien en beoordelen
  • Hij kon de subtiele kleurschakeringen in het schilderij onderscheiden.

  • onderscheiden (zich) = in positieve zin opvallen
  • Haar uitzonderlijke talenten onderscheiden haar van andere studenten op de kunstacademie.

  • onderstaand = wat verderop in een tekst staat
  • Vul onderstaande tabel in.

  • ondersteboven = met de bovenkant naar beneden
  • Pas op, je houdt de doos ondersteboven.

  • ondersteunen = iets (van onderen) steunen, zodat het niet kan vallen
  • De brug moest ondersteund worden met palen.

  • ondersteunen = helpen, bijstaan, steun geven aan
  • Hij ondersteunde haar met de trap opgaan.

  • ondersteunen = (computer) het gebruik mogelijk maken van
  • Deze versie wordt niet meer ondersteund.

  • ongeschikt = niet geschikt, niet goed voor wat je wilt
  • Een vork is ongeschikt om soep te eten.

  • onjuist = niet juist, fout, niet waar
  • Wat hij daarover heeft gezegd is onjuist.

  • onmiddellijk = zonder uitstel, dadelijk, rechtstreeks, meteen
  • Stop onmiddellijk met praten of je krijgt een nota!

  • onmogelijk = onuitstaanbaar, ergernis opwekkend
  • Mijn oom is een onmogelijke man.

  • onmogelijk = niet mogelijk
  • Het was onmogelijk hem te overtuigen.

  • onnodig = niet nodig, zonder noodzaak
  • Het gebruik van onnodige verpakkingen is schadelijk voor het milieu.

  • onregelmatig = zonder regelmaat, niet in overeenstemming met een vaste regel
  • De bus komt op onregelmatige tijden, dus ik neem liever de trein.

  • ontbreken = er niet zijn, terwijl dat wel zou moeten
  • Er ontbreekt één portie friet bij de bestelling.

  • onzeker = in twijfel, onvast, wisselvallig
  • Het is nog onzeker of ik volgende week wel vrij kan krijgen.

  • op zoek gaan = (gaan) zoeken, proberen te vinden of krijgen
  • Laten we op zoek gaan naar een nieuw restaurant om vanavond te dineren.

  • opbouwen = geleidelijk maken, oprichten, optrekken
  • Het weefsel is uit cellen opgebouwd.

  • openbaar = voor ieder zichtbaar of toegankelijk, publiek
  • Het openbaar vervoer bestaat uit bus, tram, metro en trein.

  • opgeven = spuwen
  • Hij gaf bloed op nadat hij in zijn maag was getrapt.

  • opgeven = gebieden te doen, een taak opleggen
  • huiswerk opgeven

  • opgeven = vermelden, zeggen
  • Je moet je adres opgeven aan de bank.

  • opgeven (zich) = aanmelden
  • Ik heb me opgegeven als vrijwilliger.

  • oplossen = een stof met een vloeistof tot een vloeibaar, homogeen mengsel verenigen
  • Suiker lost op in heet water.

  • oplossen = het antwoord, de uitkomst vinden d.m.v. de gegevens
  • een vraagstuk oplossen

  • opmerking = uiting van je gedachten over iets
  • Haar grappige opmerking bracht iedereen aan het lachen.

  • optreden = een uitvoering geven op een podium
  • Welke bands treden er op?

  • optreden = tot daden overgaan, handelen
  • De politie trad streng op tegen de demonstranten.

  • optreden = handelwijze
  • Met een doortastend optreden wist de politieagent de situatie snel onder controle te krijgen.

  • optreden = zich voordoen
  • Er kunnen bijverschijnselen optreden als jeuk en duizeligheid.

  • optreden = voorstelling op een podium
  • De band geeft drie optredens in ons land.

  • opvangen (iemand) = helpen bij de overgang naar een nieuwe situatie
  • Haar vrienden hebben haar na het ongeluk goed opgevangen.

  • orde = regelmatige plaatsing of schikking van iets; regel, regelmaat
  • Het is belangrijk om je spullen op orde te houden om ze gemakkelijk terug te vinden wanneer je ze nodig hebt.

  • orde = geregelde toestand waarin alles bewust zo is of gaat als bedoeld
  • De politieagenten handhaafden de orde tijdens het evenement om ervoor te zorgen dat alles veilig en vreedzaam verliep.

  • overig = andere, nog niet gebruikt of genoemd
  • Twee deelnemers mochten even met de prinses praten en de overige deelnemers moesten blijven zitten

  • overleggen = beraadslagen over, overwegen, overdenken
  • Dit moeten we even met de directeur overleggen.

  • overnemen = uit iemands handen aannemen
  • Zal ik die doos van je overnemen?

  • overnemen = (taken van iemand anders) voortaan gaan doen
  • de macht overnemen

  • overnemen = kopiëren uit een bron
  • een citaat overnemen

  • overnemen = navolgen
  • een gewoonte overnemen

  • overnemen = (iets) kopen dat van een ander was
  • Als jullie naar Spanje verhuizen, neem ik graag je aquarium over.

  • overschrijven = per bank overmaken
  • Ik zal het bedrag meteen overschrijven.

  • overschrijven = opnieuw schrijven of door schrijven overnemen van een ander
  • Ik moet de gegevens van het ene document overschrijven naar het andere om ze bij te werken.