Wozzol

Controleer altijd of een woordenlijst correct is voordat je hem gaat leren.

  • Spaans Nederlands
  • lunes = maandag
  • martes = dinsdag
  • miércoles = woensdag
  • jueves = donderdag
  • viernes = vrijdag
  • sábado = zaterdag
  • domingo = zondag
  • los días = dagen
  • los meses = de maanden
  • las estaciones = de seizoenen
  • la primavera = de lente
  • el verano = de zomer
  • el otoño = de herfst
  • el invierno = de winter
  • enero = januari
  • febrero = februari
  • marzo = maart
  • abril = april
  • mayo = mei
  • junio = juni
  • julio = juli
  • agosto = augustus
  • septiembre = september
  • octubre = oktober
  • noviembre = november
  • diciembre = december
  • Soy alegre = Ik ben vrolijk
  • alegre = vrolijk / opgewekt
  • cariñoso / cariñosa = lief / aanhankelijk
  • vago / vaga = lui / slampamper
  • divertido / divertida = grappig / leuk
  • inteligente = goed verstand
  • estudioso / estudiosa = leergierig / ijverig
  • él es divertido = hij is leuk
  • ella es divertida = zij is leuk
  • grande = groot
  • Esta un poco grande, no lo cree?

    Ze zijn een beetje groot, of niet?

  • pequeño = klein
  • hace frío = het is koud
  • hace calor = het is warm
  • viejo = oud
  • joven = jong
  • delgado = dun
  • gordo = dik
  • día = dag
  • lento = langzaam
  • rápido = snel
  • alto = lang
  • largo / alto

    lang

  • bajo = kort
  • el pelo corto = kort haar
  • el pelo largo = lang haar
  • negro = zwart
  • blanco = wit
  • mucho = veel
  • poco = weinig
  • abrir = openen
  • inaugurar / abrir

    openen

  • cerrar = sluiten
  • sentarse = gaan zitten
  • ponerse de pie = gaan staan
  • = ja
  • no = nee
  • no

    niet / nee